Veel mensen zijn er gek op te labelen. De een is anders dan de andere, dat moet duidelijk gemaakt worden. Gisteren keek ik op de Verrekijk kort naar een rooms-katholieke kerkdienst, een doventolk rechts in beeld. De pastoor in vol ornaat luisterde met geloken ogen, dat schijnt zo te horen en zou van aandacht getuigen, naar een vrouw op een podium bij het altaar die getuigenis deed van haar geloof in de Heer. Op de achtergrond figureerden nog meer vrouwen, gekleed in een uniform habijt, je zou eens kunnen denken dat ze gewoon waren. Bij het publiek hoorden. De Verrekijk ging op zwart.
Een tijdje terug al, het leven gromde mij zwartgallig toe, kwam ik via een boek in aanraking met het boeddhisme. En kort erna ontmoette ik in een spirituele winkel in Rotterdam een boeddhistische monnik en kwam ik in een boeddhistische mahayanatraditie terecht. In de gompa kwamen de studenten bijeen, kregen we onderricht van een leraar, mediteerden we en deden puja’s.
Zoals het bij beginners altijd gaat oefende ik me suf, mijn hele dagelijkse leven stond in het kader van het boeddhisme. Ik werd steeds meer een vliegwiel. In het redactielokaal van het dagblad waar ik als journalist werkte brandde ik wierookstokjes, aangespoord door een fotograaf die ook een beetje van het pad was. Thuis bromde en neuriede ik boeddhistische teksten en mantra’s. Om…
Tot ik ontdekte dat het niet altijd koek en ei is in die stroming en ik de stroom overstak naar het theravadaboeddhisme, de leer van de oudsten. Nog even fanatiek maar wel meer rust. Ik leerde af met mijn familie en vrienden over het boeddhisme te praten, als ze na een minuut in het vroege voorjaar tijdens zo’n monoloog vroegen: ‘Joop, neem je nog een kerstboom dit jaar?’ Ik zag jonge beoefenaars de Boeddha weer verlaten, sangha’s worden opgeheven omdat het boeddhisme geen meerwaarde had in hun levens. Ja, ja, alles is vergankelijk.
Mensen die het boeddhisme praktiseren noemen zich boeddhist, zeggen dat soms ook: ‘Ja, ik ben boeddhist’. Maar zelfs als de wereld in brand staat gedragen ze zich niet als bodhisattva’s, in het mahayana de helpers in nood, de boa’s, getraind in het redden van hun enige kind dat aan het verdrinken is in de oceaan. De meeste boeddhisten die ik ken zijn zitters, theoretici, ze kijken uit het raam en sluiten de gordijnen. Ik vind ze a-sociaal, in de letterlijke betekenis van het woord. Ik heb nog steeds het beeld dat het boeddhisme er moet zijn om een eind te maken aan het lijden, ook in het gewone, soms ellendige dagelijkse leven. Een helpende hand toesteken, een praatje maken, directe nood lenigen, volgens mij gebeurt dat te weinig.
Wie ben ik? Mijn hele leven is een treinreis. De locomotief brengt mij van perron naar perron. Ik geniet van het landschap, van de reizigers om mij heen. Er is rust, geen vervelende zaken in mijn rugzakje en ik maak mooie dingen mee. Ik ken geen eindbestemming.
Onderweg kom ik in aanraking met veel ismes. Interessante zaken die mijn meningen beïnvloeden. Maar altijd stap ik weer in als de locomotief zich in gang zet. Ik wil niet gelabeld worden, waak ervoor geen implantaten in mijn geest toe te laten, zoals een god of een boeddha. Ik ben nieuwsgierig, stilstand is achteruitgang, blijvende perrongangers kunnen horende doof en ziende blind worden. De trein beweegt. Zitten in voortgang. Op weg naar de toekomst. Altijd.
Moedig voorwaarts!
Joost zegt
Rumi Balq heeft een mooi gedicht geschreven, misschien past het Joop.
Het het, Only Breath.
G. Verbeek zegt
tjoek tjoek
keep on keeping on
en weer verder …
dankjewel Joop
Gerry