Ik haal met mijn volle doos met pakken havermelk in de armen nog net de voordeur van het Bunkercomplex voordat de glazen deur weer automatisch sluit. Het glas beroert mijn benen al. Kom maar gauw binnen, voordat de deur aan gruzelementen valt, zegt een oudere vrouw met een plat Rotterdams accent. Ik kan dat niet nadoen, vanaf mijn geboorte sprak ik als Rotterdammer al met een keurig Haags accent.
Oh, u vindt het niet erg dat ik verpletterd word, de deur is belangrijker, zeg ik. De vrouw reageert niet maar wijst op een andere vrouw die op een Bunkerbankje in de hal zit. Ik heb zojuist een harinkje gekocht, ga het zo lekker opeten, maar zij vindt dat vies, zegt de Rotterdams plat sprekende vrouw wijzend naar het bankje.
Nou, als u beseft dat u een dode vis opeet kan dat wel eens een heel smerig gevoel geven, zeg ik. De vrouw kijkt mij verdrietig aan en verdwijnt in de lift naar de even verdiepingen. Net voor de deur sluit zegt ze: Dag negatieve man. Eet u smakelijk, zeg ik.
Havermelk is het lekkerst als ze koud gedronken wordt, zeker met dit verschrikkelijke weer.
Moedig voorwaarts!