Een half jaar geleden schreef ik in mijn blog over hoe de omgeving van ons huisje de afgelopen jaren langzaam was veranderd. Hoe het dorpje langzaam onze kant op begon te komen, hoe 500 meter verderop een “wijkje” met piepkleine rijtjeswoninkjes voor de Birmese arbeiders van een fabriek aan het verrijzen was, hoe het donker dat ons landje 7 jaar omringde nu steeds meer uitgelicht wordt (het streven naar verlichting is in dit Boeddhistische land een beetje doorgeschoten). Natuurlijk vinden we dat jammer, maar het alternatief was geweest dat we nog veel verder van de bewoonde wereld waren gaan zitten en het was een weloverwogen keuze om dat niet te willen. En inmiddels is de begroeiing in onze tuin zo weelderig, dat we overdag al die verstorende factoren niet of nauwelijks zien.

