Voor het hof is bewezen dat nagelaten werd om bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten ervoor te zorgen dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard; dat nagelaten werd om het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten te plannen door het opstellen van standaardwerkwijzen; en dat nagelaten werd om passende monitoringprocedures in te voeren en toe te passen.