‘Mijn naam is Nyima Lhamo. Ik kom uit een nomadische familie in Kham Oost-Tibet en ik ben de moeder van een 6-jarige dochter. In juli vorig jaar ondernam ik een gevaarlijke tocht over de Himalaya om uit Tibet te ontsnappen in ballingschap, naar de vrije wereld, met alle risico’s voor de veiligheid van mijn 6-jarige dochter en moeder.
De reden waarom ik mijn eigen leven en dat van mijn familie op het spel zette, is omdat ik de wereld het verhaal wil vertellen van mijn oom, Tenzin Delek Rinpoche, een Tibetaan, die door marteling en slechte medische voorzieningen onder verdachte omstandigheden in een Chinese gevangenis in Tibet overleed. Zijn enige misdaad was zijn geloof in Zijne Heiligheid de Dalai Lama, zijn leiderschapsrol binnen de gemeenschap en zijn werk als een sociale en milieu-verdediger.
Tenzin Delek was een zeer gerespecteerde Tibetaanse lama, die op 12 juli 2015 in zijn dertiende jaar van detentie in de gevangenis overleed. Hij zat een levenslange gevangenisstraf uit, die hem zonder eerlijk proces was opgelegd. De verontrusting over zijn behandeling in de gevangenis en de urgentie van de noodzaak voor zijn vrijlating op medische gronden, was niet alleen aan de orde gesteld door onze familie, maar ook door internationale organisaties. In 2010 ondertekenden 40.000 Tibetanen in Tibet een petitie met het verzoek om zijn vrijlating.
Man van principes
In de gevangenis stuurde mijn oom in het geheim opgenomen berichten waarin hij ons adviseerde om “te stoppen met het berokkenen van leed aan alle levende wezens met inbegrip van kleine insecten, zoals mieren.” Hij legde getuigenis af met te zeggen “de gedachte om anderen te schaden, is nooit bij mij opgekomen.” Hij was een man van principes, die het welzijn van Tibetanen boven dat van hem zelf stelde.
Ik ontsnapte uit Tibet met de hoop dat de internationale gemeenschap, die opkomt voor mensenrechten, vrijheid en gerechtigheid, ervoor zal zorgen, dat wat China mijn oom heeft aangedaan, niet zal gebeuren met een andere onschuldige Tibetanen of welk een individu ter wereld ook.
Mijn oom werd in april 2002 zonder reden gearresteerd uit zijn klooster onder valse beschuldigingen van betrokkenheid bij een bomaanslag in Chengdu. Dit zorgde voor veel verdriet in mijn familie.
Op het moment van mijn oom’s arrestatie was ik pas 12 jaar oud. Ik hoopte dat hij snel zou worden vrijgelaten, aangezien hij in het geheel niets had misdaan. Maar ik had het mis. Mijn oom zat 13 jaar lang opgesloten en blies zijn laatste adem uit in de gevangenis.
De ellende en beproevingen die mijn familie heeft moeten doorstaan sinds de arrestatie van mijn oom is een van de vele voorbeelden van waar familieleden van politieke gevangenen iedere dag mee te maken hebben in Tibet.
Door mijn oom’s inzet voor het behoud van de Tibetaanse culturele identiteit, het behoud van het milieu van Tibet, door zijn uitspraken tegen ongeregelde mijnbouw en indamming projecten, en door het bouwen van huis voor oude mensen, talloze klinieken, en door zijn betrokkenheid bij het opzetten van scholen voor weeskinderen, kreeg hij niet alleen erkenning als geestelijke leider, maar ook als een milieuactivist en sociale activist, die zijn hele leven heeft gewijd in dienst van de belangen en het welzijn van de Tibetanen. Daarom kan ik instaan voor het feit, dat de enige misdaad, die mijn oom heeft gepleegd, zijn leidinggevende rol was in het pleiten voor het recht van Tibetanen op bescherming van hun cultuur en milieu, die in feite ook gewaarborgd zijn in de Chinese grondwet.
Geen recht gedaan
In talloze gevallen hebben de Chinese autoriteiten geen recht gedaan, waaronder de het geval van mijn oom Tenzin Delek Rinpoche. Hem werd een eerlijk proces onthouden, hij kreeg geen vrijlating op medische gronden en uiteindelijk overleed hij onder mysterieuze omstandigheden in de gevangenis en we hebben genoeg redenen om te geloven dat hij was vergiftigd met de dood tot gevolg.
Ik herinner me de dag, het was op 2 juli 2015, tien dagen voor de dood Rinpoche, dat we tot onze verbazing door de gevangenis autoriteiten werden benaderd en ons werd verteld dat we Rinpoche konden bezoeken. Om deze reden vetrokken mijn moeder en tante onmiddellijk naar Chengdu, waar Rinpoche zat opgesloten. Echter, nadat ze daar waren aangekomen, bleven de gevangenis autoriteiten het bezoek 10 dagen lang uitstellen. Op 12 juli, rond 10 uur ‘s avonds werden mijn moeder en tante op de hoogte gebracht van het overlijden van Rinpoche.
Ik werd door mijn moeder gebeld, die me hierover op de hoogte bracht. Ik vertrok meteen naar Chengdu. Toen ik daar aankwam kregen we geen gelegenheid om Rinpoche’s lichaam te zien. Onze herhaalde verzoeken om het lichaam te zien werden genegeerd. Daarom organiseerden mijn moeder, mijn tante en ik met een aantal lokale Tibetanen een protest tegen de autoriteiten en eisten de teruggave van zijn lichaam om ons in staat te stellen de laatste boeddhistische rituelen uit te voeren.
Voor Tibetaanse boeddhisten, als er één ding belangrijker dan het leven, dan zijn het de boeddhistische rituelen, die onmiddellijk na het moment van iemands overlijden moeten worden uitgevoerd. Echter, mijn oom werd deze gelegenheid onthouden.
Hoofd tegen muur
Tijdens onze protesteren sloeg mijn moeder herhaaldelijk met haar hoofd tegen de muur. Het verdriet over de mysterieuze dood van mijn oom, mijn moeder, die zichzelf pijnigde, en mijn huilende dorpsgenoten, waren te veel voor mij om te verwerken en ik overwoog zelfmoord te plegen door mijzelf op te hangen.
Zulke extreme handelingen van mijn moeder en mijzelf brachten de gevangenis autoriteiten ertoe ons in de gevangenis binnen te laten. We dienden bij de Chinese autoriteiten een beroepschrift in met vijf punten en citeerden een bepaling in de wet, die het mogelijk maakt voor families om te pleiten tegen crematie van gevangenen. Tot onze ontsteltenis werd ons beroep niet in overweging genomen en werden we geïnformeerd dat ze zijn lichaam in de ochtend zouden cremeren. Na het zien van het lichaam, kan ik getuigen dat mijn oom in de gevangenis is vergiftigd met de dood tot gevolg.
Ik heb zes redenen om te geloven dat mijn oom is vergiftigd.
In de eerste plaats merkte ik op, dat de lippen van mijn oom zwart waren en zelfs de monniken, die zijn lichaam had schoongemaakt merkten op dat zijn vingers en teennagels ook zwart waren.
In de tweede plaats bleven de gevangenis autoriteiten het opgegeven tijdstip van het overlijden van mijn oom in de gevangenis veranderen, waarbij één versie vermeldde dat mijn oom om 2 uur ‘s nachts overleed, en een andere versie dat hij rond ongeveer 4 uur ‘s nachts overleed.
Ten derde wekt het ernstige verdenkingen dat Chinese autoriteiten niet mijn moeder en tante niet hebben toegestaan om Rinpoche te ontmoeten, ondanks het feit dat de autoriteiten zelf mijn moeder en tante hebben opgeroepen om Rinpoche ontmoeten. Ze bleven het bezoek 10 dagen lang uitstellen.
Ten vierde hebben de Chinese autoriteiten geen enkele medisch document of overlijdensakte overlegd, die hun bewering dat Rinpoche een natuurlijke dood was gestorven, zou kunnen bevestigen.
Ten vijfde weigerden de overheidsfunctionarissen onze oproep om het dode lichaam van Rinpoche 15 dagen lang te bewaren in overeenstemming met de Chinese gevangeniswet.
En tenslotte, in strijd met hun eigen wetten, is noch mijn oom’s lichaam noch zijn as teruggegeven aan mijn familieleden.
Daarom, net als ik reeds heb gezegd in alle bijeenkomsten en tegen alle mensen, die ik heb ontmoet, zeg ik hier nogmaals, dat mijn oom in Chinese gevangenis is vergiftigd met de dood tot gevolg.
Na de dood van mijn oom – verergerde de situatie in mijn dorp verder.
De Chinese autoriteiten bleven mijn oom op verschillende manieren belasteren. Ze deelden pamfletten uit en verspreidden op televisie valse en misleidende informatie door te zeggen “Tenzin Delek is een nep-religieuze leider, een crimineel, en hij was een bedreiging voor de zogenaamde sociale stabiliteit.”
Mijn familie en lokale Tibetanen werden het verboden om traditionele boter lichtjes te offeren en een openbare gebed ceremonie ter nagedachtenis van Rinpoche te organiseren. Lokale Tibetanen werden ook verhinderd om een stoepa ter nagedachtenis aan Rinpoche te bouwen.
Ik heb ook vernomen, dat de autoriteiten in Nyagchuka, een dorp in Lithang, proberen om de reïncarnatie van Rinpoche naar hun hand te zetten, net als de Chinese autoriteiten gedaan hebben in het geval van de 11de Panchen Lama, Gedhun Choekyi Nyima.
Ook zijn foto’s van Rinpoche verboden in mijn dorp. Rinpoche’s persoonlijke bezittingen en alle andere waardevolle spullen zijn in beslag genomen.
Ik spreek hier met de wetenschap dat dit het leven van mijn moeder en mijn 6-jarige dochter in gevaar zal brengen. Maar ik ben bereid om hun leven en mijn leven te riskeren om getuigenis af te leggen van het feit, dat het repressieve beleid van de Chinese overheid in Tibet het leven van de Tibetanen in Tibet ondragelijk maakt.’