De uit Engeland verdreven boeddhistische trainer overdenkt zijn situatie in het oude boerderijtje tussen graslanden en dijken in een Nederlandse polder. Daar zit ‘ie dan, vijf sangha stoelen in een woonkamer, waarvan er ’s avonds één bezet is door een zwijgende vrouw die hij niet kent. Ze neemt waar maar geeft niks terug en stapt na de meditatie op haar fiets met het verdwijnende achterlicht. Zou ze spioneren, vraagt de trainer zich af, maar voor wie? De UWV, of hij niet samenwoont, de BUN of hij het NKT gedachtengoed niet predikt?
Hij aait de big Eeuwig Leven over haar snuitje, de 108 konijnen in het vorige kippenhok maken een pokkenherrie, ze stampen om aandacht. Het is maar goed dat Wakker Dier niet van hun situatie op de hoogte is, er leven te veel konijnen op de vierkante meter. Nou ja, beseft de trainer, het zijn niet zijn konijnen maar van de vriendin die in Engeland is. Waar zou hij zich druk over maken.
Wat was het toch heerlijk in dat Engelse retraitecentrum waar hij drie jaar trainer was. Hij had er een eigen flinke leefruimte en een fantastisch salaris waarvan hij flink spaarde om later een eigen commercieel retraitecentrum te beginnen. En aanzien. De retraitegangers hadden er veel geld voor over om bij hem en in het centrum te mogen zijn. Meer dan 1500 pond. Daar was hij blij om, er kwamen geen armoedzaaiers over de vloer. Maar mensen die goed van begrip waren. En netjes gekleed. Door de corona kwam er een eind aan het centrum, de regering kondigde een lockdown aan en de mensen bleven weg en de geldkraan werd dichtgedraaid en zijn salaris stopte, verdulleme.
Veel bedrijven werden door de overheid gecompenseerd maar het boeddhistisch centrum waaraan hij verbonden was niet. Gelovigen moeten zichzelf maar bedruipen zei Boris. Doch hij is helemaal geen gelovige maar een volger van de leer van de Boeddha. Weliswaar in de vorm van een kapitalistisch bedrijf dat winst wil maken, maar wat is daar mis mee? Er zijn meer boeddhistische instellingen die niet vies zijn van omzet draaien. Nu zit hij zelf in de bijstand, het boeddhisme is toch een marginale zaak in de polder.
De trainer dronk een kopje boterthee en dacht aan vroeger toen hij mediteerde bij Tegen de stroom in in Rotterdam. Leraar Frank ontving helemaal geen salaris maar leefde van dana. De mediterenden gaven wat ze het waard vonden. De trainer zucht, het valt niet mee tussen de graslanden.
De vrouw met de groene baret arriveert, ze zegt hallo en gaat zitten. Om acht uur die avond begint de meditatie, er is verder niemand. De trainer begluurt door zijn wimpers de vrouw: wie is zij en waarom zit ze daar? Een uur later verdwijnt ze al fietsend uit het zicht over de dijken.
Moedig voorwaarts!