Zondag keek ik op tv naar de nationale holocaustherdenking in Amsterdam. Deze herdenking was twee dagen na de wereldwijde herdenking van de holocaust gepleegd door nazi Duitsland in de Tweede Wereldoorlog. Zeker zes miljoen mensen, Joden, Roma en Sinti, politieke tegenstanders, gehandicapten en andere mensen die volgens Hitler en zijn trawanten afweken van de gangbare norm in het Duitsland in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw kwamen om in vernietigingskampen. Ze werden vergast, doodgeschoten, neer geknuppeld en opgehangen. Zes miljoen keer een mens.
De herdenking werd gehouden bij het indrukwekkende Spiegelmonument ‘Nooit meer Auschwitz’ van Jan Wolkers in het Wertheimpark in Amsterdam. Een paar honderd mensen hadden zich aangesloten bij de stille tocht die begon bij het stadhuis/muziektheater. Ik zag ze aan komen lopen. Vooraan de paar nog levende overlevenden uit die kampen. Daarachter jonge en oude mannen en vrouwen, kinderen ook. Sommigen liepen tussen de rails die daar lag, in de omgeving van het park. Dat vond ik ontroerend omdat al die slachtoffers per trein naar de kampen werden gebracht om daar vermoord te worden. De rail op weg naar de dood en naar de herdenking van de dood.
Het waren gewone mensen die indertijd werden vermoord. Ik wilde zo graag dat de gewone mensen ook de bijeenkomst vormden. Met een woord van troost en hoop door de burgemeester. En een kleinkind van een overlevende die vertelde over haar opa. Gewone mensen met een roos. Of twee rozen, of drie, om de vermoorde familieleden te herdenken. Met en bij elkaar. Luisterend naar een lied, een gedicht, het waaien van de wind door de kale bomen.
Ambtsdragers kaapten die momenten weg. Ambassadeurs uit heel veel landen werden via een luidspreker uitgenodigd een krans te leggen op en bij het monument. Mag ik nu de ambassadeurs van die en die landen uitnodigen…, schalde de speaker. Ze liepen over de spiegels van Wolkers, de hemel huilde. De stilte scheurde.
De mensen van de stille tocht keken toe en werden gedegradeerd tot decor.