Alweer een tijdje geleden las ik in een boek van lama Surya Das hoe Amerikaanse boeddhistische monniken een verdelgingsbedrijf lieten komen om de boktor, een grote, vraatzuchtige kever, in de dakspanten van hun klooster uit de weg te ruimen. Ze namen dat besluit niet lichtvaardig, maar kozen uiteindelijk voor hun eigen hachje, om niet tussen de resten van een ingestort klooster gevonden te worden.
Voordat de gifspuit in werking werd gezet, deden de monniken nog een flinke meditatie om hun eigen gemoed te kalmeren en de dieren- die niet meer deden dan hun dagelijkse knabbelpartijtje, een goede reis te wensen. Zo simpel kan het ook in boeddhistische kringen zijn: eten of gegeten worden, ik en de ander, wij of zij. Om te leven moet je doden, zei een lama.
De Amerikaanse monniken hadden natuurlijk ook hun klooster kunnen verlaten en de kevers in leven laten. Misschien dat ze dat ook hebben overwogen, dat weet ik niet. Uiteindelijk kozen ze voor vernietiging en hun eigen wooncomfort.
Ik sprak laatst met een vriend- die ook over het boeddhistisch pad hobbelt, over het fenomeen vernietiging. Hij trok het breder, oorlog om de liefde -het leven te herstellen. Ik dacht daarbij aan de tekst die op mijn werktafel staat: ‘Nooit komen uitingen van haat in deze wereld tot rust door haat, maar door niet te haten komen ze tot rust, dat is een eeuwige wet.’
Weet je, zei mijn vriend, bommen worden niet gegooid uit haat, maar om de liefde te beschermen. De goedwillende mensen, waar ze ook toe behoren, een goed leven te gunnen. Ook al is dat een utopie. Een spookbeeld in de hersenen. Een bom heeft geen keus.
Ik dacht aan Gaza, andere landen waar je je leven niet veilig bent. Waar bommen mensen, infrastructuur en huizen verwoesten. Vallen die uit liefde?
Ooit vroeg ik aan mijn boeddhistische leraar: Moet ik ook degene omarmen en liefhebben die mij naar het leven staat. Ik kan me niet herinneren dat er een voor mij bevredigend antwoord werd gegeven. Ongetwijfeld zal er ergens in de boeddhistische sutta’s wel een antwoord te vinden zijn op die vraag. Is dat theorie of praktijk? Of is de boeddhistische theorie altijd de praktijk? Niet een beetje dit of dat. Of gaf de Boeddha een antwoord, als die vraag hem al gesteld is, die aansloot bij zijn gehoor?
Dicht bij huis is het makkelijk. In meditatie gun ik mijn eigen vijanden een plaatsje in mijn kring. Het zijn geen levensbedreigende vijanden, ze hebben- het zijn er maar een paar, mijn leven een beetje zuur gemaakt. Met enige transformatie en goede zin verhuizen ze zo naar de afdeling vriend. Met deze vijanden is het makkelijk om te gaan.
Maar hoe gaan wij boeddhisten om met de verschrikkingen in verre landen. Met moord en doodslag. Met recht en onrecht. Mediteren of straaljagers, liefde en haat, eigenbelang? De boktor? Als die verre zaken onze gemoedsrust verstoren, ons bang maken en dichtbij lijken te komen.
Hoe ingebed is de gelofte van de compassievolle bodhisattva van het mededogen Avalokitesvara. Ik beloof alle levende wezens te redden, allemaal, niemand uitgezonderd.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!