Het regende hard op Eerste Pinksterdag, erg hard. Ik had er geen last van tijdens de lange lunch met mijn zus en vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, in het Javaans restaurant Minang Kabau aan de Kralingse Plas. Het was er droog, vriendelijk en het eten heerlijk. Binnen.
In de plas zwom een zwaan met kleine zwaantjes achter zich. Heel in de verte voer een zeilboot en daarachter waren de contouren van Kloosterbunkerstad te zien. De wolken waren grauw en de regen plensde. Over de paden liepen wandelaars onder een paraplu. Buiten.
Na afloop van de lunch reden we zo het verleden in door de oude wijken van de stad, Kralingen, Crooswijk, Noord. Onderweg zagen we plekken waar vroeger familieleden woonden, aan de ‘s-Gravenweg, toen arbeidershuisjes, nu villa’s en bungalows, de sloten van weleer waren er nog wel. Opa Teun, de vader van mijn oma woonde er. In het Oude Noorden reden we door bekende straten, het Zwaanshals waar mijn vader is geboren, het Noordplein, de Bloklandstraat, langs een kapperszaak waar mijn zwager zijn haar liet knippen en oude bekenden ontmoette. Over de Bergweg, Walenburgerweg, met de banketzaak van Vroon, inmiddels verdwenen. De Kortekade. Oudedijk. Vroeger.
Bij mijn zus en mij kwamen veel herinneringen boven, van mensen, familieleden, onze (groot)ouders die al lang dood waren maar in de stad hun voetafdruk hadden achtergelaten. In elke straat die we passeerden was er een moment van herkenning. We beseften heel duidelijk dat al die overleden familieleden, hun gedachtengoed en handelen, deels in onze genen zitten. Het verleden is nooit voorbij.
De buien geselden de stad, straten en woningen maar het maakte niet triest.
Moedig voorwaarts.
wouter ter braake zegt
Er is altijd heimwee naar de vreugde en ook heimwee naar het verdriet. Heimwee is één van de metgezellen in de wereld van geboorte en van sterven.