In de kelder van het Kloosterbunkergebouw, de lieflijke leefgemeenschap, staan grote containers van de ROTEB waarin het afval verdwijnt. De muren zijn kaal, de vloer is van beton. Het stinkt er. Maar in een klein hoekje van de ruimte, tegen een bakstenen muur aan, is een memorial hoekje. Daar is liefde, maar ook afscheid, het nisje van vergankelijkheid.
Soms sterven mensen in de leefgemeenschap. Dan worden hun huizen door familieleden of anderen leeggemaakt, komt er een kraakwagen van de gemeente. Meestal worden er in het nisje van vergankelijkheid spulletjes van de doden of verhuisden neergelegd. Dierbare persoonlijke herinneringen aan een leven waarvan de ruimers ook wel weten dat die niet in een kraakwagen horen.
Het gaat om kristallen kopjes en schotels, vazen, spiegels, kandelaars, dat soort dingen. Als ik in de buurt ben raak ik ze altijd even aan, neem afscheid van een onbekende, daar in die containerruimte van de ROTEB. En vorige week stonden er lijstjes tegen de muur, in de nis. Lege lijstjes, zoals de lege spiegel van Janwillem van de Wetering. Ik pakte ze een voor een vast tot ik tot mijn verrassing het olieverfschilderij van de Raamgracht in Haarlem in een hand hield. Met datum, de naam van de maker.
Ooit keken de ogen van een voor mij onbekende er dagelijks naar. Het hangt nu in mijn Kloosterbunker. Het is nog steeds van een vorige eigenaar, alleen de plek is anders.
Moedig voorwaarts!