Gisteravond keek ik naar Sterren op het Doek, gepresenteerd door Eus. Drie kunstenaars fabriceren een portret van een gast van Eus en gisteravond was dat journalist Gerri Eickhof van het NOS-journaal. Hij was nerveus, vertelde hij, want wat als hij alle drie de schilderijen afschuwelijk vond? En de gast mag maar een van de schilderijen mee naar huis nemen, ook zo’n drama voor de twee andere schilders en de gast.
Tijdens het maken van de voorstudies praat Eus met zijn gast. De jeugd, ouders, omgeving, opgroeien, verwachtingen, dat soort zaken. Gerri vertelde over zijn kindertijd in Amsterdam-Noord, in een rooms-katholiek milieu waarin RK ‘ers uitsluitend kochten bij RK-middenstanders en een oma die alle vooruitgang in de weg stond.
Gerri leeft met een vriendin maar brengt twee dagen per week door in allenigheid, in een aparte ruimte. Daar doet hij de dingen die hij als allenige wil doen, soms alleen maar voor zich uit staren. Of naar de 30 jaar oude wasmachine kijken die hij opstart met een klopje op de deur. Gerri legde uit dat hij niet altijd het volledige programma van de wasmachine uitkijkt, wel af en toe.
Een van de drie schilders, een man, vroeg aan Eus of hij ook wat mocht zeggen. Ook hij was een wasmachinestaarder en gaf het apparaat als dank voor de inzet en de schone was een klopje. De magnetron kuste hij af en toe als waardering.
Dus toen waren er al twee met voor velen merkwaardig gedrag. Nou ja, eigenlijk drie, want ik ben ook een wasmachinestaarder. Dat begon zo rond 1974 toen ik als oude hippie met de latere moeder van mijn kinderen voor het eerst van mijn leven een wasmachine aanschafte. Het apparaat veranderde mijn leven en brein volledig. Ik voelde me zo vrij, zo autonoom. Een waarnemer zonder zorgen.
De machine was maar net op elektra, het riool en water aangesloten of het draaide al mijn eerste wasje. Een scheut wasmiddel in een klepje, waterontharderkorrels in een zeef, stekker in het stopcontact en wassen maar.
Ik zat op een stoel tegenover het apparaat in de keuken en staarde gebiologeerd naar het doorzichtige deurtje waarachter het wonderlijke proces zich voltrok. Ik hoorde de machine het water innemen maar zag nog niks. Tot het water steeg en zichtbaar werd. De inname stopte maar het apparaat oordeelde dat het niet genoeg was en psttt nog wat water er bij. Daarop volgden enkele slagen met de trommel en werd een klein beetje sop zichtbaar – de pods van tegenwoordig geven niet zo snel sop af – en naarmate het proces vorderde ontstond er meer schuim. Het water werd warmer en warmer.
Kleding werd zichtbaar, dan een stukje blauw hemd, een gele broek, zwarte sokken, flarden ervan. Het leek een prachtig schilderij. Ik zat roerloos op die stoel en genoot met volle teugen, ik voelde me diep gelukkig, zeker toen de machine het sop begon weg te pompen en een paar keer het water ververst werd. Na 2,5 uur hoorde ik ping en schakelde de machine zichzelf uit. Na een minuut kon ik het deurtje openen en kwam een heerlijke frisse lucht vrij. Een gevoel ook van een geboorte, de machine als geboortekanaal.
’s Avonds kwam de latere moeder van mijn kinderen thuis en informeerde wat ik die dag had gedaan. Voor de wasmachine gezeten, vertelde ik. Ik beschreef het hele proces van het wasmazien en hoe ik dat had ervaren. Ze knikte.
Een magnetron heb ik nooit gekust al koester ik diepe, zelfs hartstochtelijke gevoelens voor mijn airfryer. Het is wel zo dat ik mezelf een schouderklopje geef als iets weer lukt met en door mij.
Uiteindelijk koos Gerri het kunstwerk van de zoenende kunstenaarsman. Het toonde een gesloten, nauwelijks toegankelijke man, een beetje bipolair type. Wel mooi.
Moedig voorwaarts!
Wouter ter Braake zegt
Wat een geweldige, lichtvoetige en liefdevol zen-verhaal. In elke zendo een wasmazien! De Boeddha wast alle ego’s schoon.