Elke dag luister ik bij het samenstellen van de krant op de radio naar de Arbeidsvitaminen. Vanmorgen hoorde ik het nummer If tomorrow never comes over een liefdesrelatie. Stel je voor dat er een moment komt dat er geen morgen meer is, dacht ik, om welke reden dan ook.
Veel mensen met wie ik opgroeide, het leven deelde, zijn al gestorven, morgen kwam voor hen niet meer. Ik ben nu net zo oud als mijn opa toen hij stierf- volhouden Joop, en als ik met mijn zus praat is ze dankbaar dat ze nu al twee jaar onze moeder heeft overleefd toen die stierf. Ze is niet blij met de dood van ma maar wel dat ze ouder is dan onze moeder. Zulke vreemde sommetjes maken mensen.
Ik werd ietwat weemoedig toen ik If tomorrow never comes hoorde. Het is een prachtige tekst en als het buiten al herfst is en gedachten over vroeger in de kop zitten, wordt je dat al gauw. Bij vroeger hoort ook mijn schoonvader Toon, de vader van de moeder van mijn kinderen. Een filosoof, doctor in de letteren en een socialist in hart en nieren. Hij woonde met zijn vrouw en eerder zijn gezin in een klein Brabants dorp. Op een dag, toen ik al met zijn dochter was getrouwd, zei hij mij dat ik hem wel Toon mocht noemen. Ik noemde hem nooit wat, ook geen pappa. Een schoonzusje van mij deed dat wel en dan zei hij altijd ‘ik ben je pappa niet’. Dus ik bleef hem maar niks noemen.
Toon paste naadloos in die Brabantse gemeenschap. Hij was een paar keer Prins Carnaval en ook bestuurslid van een voetbalvereniging. Zijn verjaardagen vierde hij in de kroeg op het kruispunt. Hij droeg altijd hoge, zwarte schoenen, zomer en winter. En was intens blij als hij zijn dochter, mij en de kinderen zag. Ik kon vaak om en met hem lachen. Op een dag werd er aangebeld, er stond een meisje voor de deur, die collecteerde voor een manege. Ze vroeg aan mijn schoonvader of hij daar ook een bijdrage voor over had. Natuurlijk, zei Toon, ging de keuken in en kwam even later met een half emmertje water naar de deur. ‘Is dit voldoende’, vroeg hij, ‘voor de paarden’, alvorens het kind ook geld te geven.
Op de dag dat hij naar het crematorium werd gebracht reed de rouwstoet over de boetbalvelden van de vereniging waarvan hij bestuurslid was. Spelers en bestuur stonden op de krijtlijnen opgesteld. Het was een zo mooi afscheid, zo aards en organisch. En zo ontroerend.
Voor hem kwam er geen nieuwe dag meer.
Moedig voorwaarts!
M. Rouweler zegt
Geen ongemak (als bedoeld in de bijsluiter), eerder ontroering, schrijf zo door man (s.v.p.).