Altijd is ik de berg afval met aarde erover langs de A17 bij Moerdijk passeer, moet ik denken aan de moord op de peuter uit Breda, een klein meisje. Een buurvrouw had het kind om het leven gebracht en het lichaampje in een kliko gedumpt die even later door een vuilniswagen naar die toen nog niet overdekte stortplaats werd afgevoerd. Niet veel later kwamen rechercheurs die het onderzoek deden in die moordzaak daar achter en werd de immense berg afval dagenlang doorzocht. Uiteindelijk vonden ze alleen maar een schoen met een voetje erin van het kindje. De rest van het lichaampje was al door de warmte in die berg afval verteerd.
De middag dat het meisje vermist werd was ik als politieverslaggever ter plaatse in die wijk in Breda en sprak ook met de vrouw die later de dader bleek te zijn. Het leek een gewone vrouw.
Veel plekken in Nederland en België herinneren mij aan leed en angst, moorden, terrorisme, vermissingen en geweld. Ik roep die beelden niet op, ze zijn er gewoon en gaan nooit weg als ik passeer. Het zijn voor mij zaken die ik gedraaid heb, zoals ze dat in de journalistiek zeggen. Toen ze actueel waren was er nauwelijks tijd voor emotie bij mij, de zaak zelf eiste alle aandacht op. Nu komen die emoties meer binnen, wat ging er door die rechercheurs heen toen ze dat voetje vonden? Hoe zou het leven van dat kind er hebben uitgezien als ze niet was vermoord? Wat deed dat met mij?
De foto hierboven is in 1972 door mij genomen in Duivendrecht waar 2 treinen op elkaar waren gebotst. Na de klap is er stilte op zo’n plek, als er geen gewonden zijn. Het is de stilte van de dood. Tussen de rail in Duivendrecht liep een grote brandweerman met een vuilniszak, hij verzamelde lichaamsdelen van slachtoffers. Het was stil verder. Dat was het ook in Moerdijk waar op 6 oktober 1981 een NLM Cityhopper neerstortte. Het vliegtuig was in Rotterdam opgestegen en niet lang erna lagen de brokstukken op een talud. Alle 17 inzittenden stierven. Ik was toen snel ter plaatse, gelijk met de eerste hulpverleners. Ook daar de stilte van de dood. En stukken mens op de grond, in de aarde.
Moorden en ongelukken. Langs een rijksweg bij Roosendaal liep een gevaarlijke gek rond die vrouwen aanrandde en met een mes beschadigde. Een door de politie geraadpleegde psycholoog voorspelde het onderzoeksteam dat de dader zou gaan moorden. Als vrouwen verkleedde politiemensen reden elke avond langs de plekken waarvan vermoed werd dat de man toe zou slaan. Ik luisterde via een politieportofoon thuis mee. De bekende criminoloog Hoefnagels zei dat de dader langs de open vlakte naast de rijksweg opereerde om betrapt te willen worden. Ineens hield het geweld op. Een vriend van mij, een rechercheur, trok na wie er in die periode was overleden. En kwam zo bij de vermoedelijke dader uit.
In de bossen rond Woensdrecht was een seriemoordenaar actief. Ik sprak zijn vrouw. Ik stond op de plek in een bos waar hij zijn slachtoffers had begraven. En woonde de rechtszaak tegen de man bij, hij leek een gewone man. In Rotterdam reed een man in een auto met zijn gezin de Maas in. Hij had een schuld van 10.000 gulden. De brandweer kon alleen een zoontje redden uit de auto. Een duiker kwam met het kindje naar boven. Vijf mannen die voor mijn ogen stikte in de raak van een brandend rijnschip. Ze riepen naar mij, gebaarden, ik hoorde ze niet door het dikke glas in het raam van het schip. De ruimte vulde zich met rook, ze stierven. In Sliedrecht werd een vrouw vermoord. Dode kinderen die uit een brandend pand in Rotterdam worden gehaald. Het drama op 29 mei 1985 in het Heizelstadion in Brussel, een van de grootste rampen in de Belgische voetbalgeschiedenis. Door rellen tussen supporters kwamen 39 mensen om het leven, en raakten ongeveer 400 mensen gewond. Na het afvoeren van de doden en gewonden was er ook daar die immense stilte. Is het de stilte die mij het ‘gewoon’ verder leven mogelijk maakte? Een soort troost? Ik weet het niet.
Het werk van een politieverslaggever vereist ook creativiteit, nooit nee zeggen. Ik had me in 1971 op Schiphol in een kamer tussen dozen verschanst met uitzicht op de plek waar de gijzelnemers van de Franse ambassade in een vliegtuig zouden stappen. Tot ik betrapt werd door een bewaker die mij afvoerde naar een kamer waar nog meer betrapte journalisten zaten. Een les voor de toekomst om het anders te organiseren. Voor mij was het werk ook boven locaties (laten) vliegen om er luchtfoto’s van te maken, de zee op te gaan (in een gehuurde boot) als het object ver uit de kust lag. Werken met louche inlichtingendiensten en het inzetten van burgerinfiltranten, nooit wetend hoe het erachter was, en in contact blijven met nabestaanden van vermoorde kinderen. Soms was het werk hilarisch als ik ’s morgens vroeg op straat van de Rotterdamse Lijnbaan liggend een overvallen juwelier interviewde, het stalen rolluik 20 centimeter geopend. Bij mijn oma in de straat in Rotterdam-Noord liep eens een gemaskerde moordenaar, voor een reconstructie.
Ik weet niet hoe ik mijn beroepsleven moet typeren. Ik kon het alleen maar volhouden door mijn familiebanden, vrouw en kinderen en die met vrienden. Thom een fotograaf. Inwoners van de gewone wereld. Af en toe verdween ik een paar dagen uit de ether, ging met de hond wandelen of met het gezin naar De Efteling.
Op de redactie vroeg nooit iemand: Zeg Joop, kan je het wel trekken. Ze belden op om mij naar weer een nieuwe klus te sturen. Ik was de kordate man. De politieverslaggever.
Moedig voorwaarts!
Ruud van Bokhoven zegt
Mooi stukje Joop van je belevenissen met een spannende en heftig kant wat duidelijk aangeeft dat je werk zoveel verschillende kanten heeft. Toen ik de foto van het treinongeluk zag moest ik gelijk denken aan het treinongeluk bij Harmelen. Mijn vader was machinist en is er met een hulptroep naar toe gegaan en had er hele verhalen over en kende de twee omgekomen machinisten.
Het zijn de gebeurtenissen die het leven passeren en die een mens even doen stilstaan en voor het leven doen opslaan.