Vanmorgen hoorde ik op het NOS-journaal dat veel werknemers lijden aan levensloopstress. Hoge woonkosten, relatieproblemen, grote arbeidsdruk en dat soort zaken. Dat lijdt soms tot langdurig ziekteverzuim en werkgevers hebben te weinig contact met hun personeel om de eerste signalen van die stress te signaleren. En als het al mis gaat vinden veel werknemers het een brug te ver om er dan met hun baas over te praten.
In de krantenuitgeverij waar ik OR-voorzitter was, was het ondanks de goede, familiaire sfeer die er onderling heerste geen gewoonte dat de directeur op de werkvloer met het personeel sprak. Op de redactie was hij- met een hoofdredacteur die daar de baas was, een vreemde eend in de bijt. Maar elders in het bedrijf kon hij best wel het contact onderhouden met drukkers, kantoorpersoneel en advertentieverkopers. Maar dat liet Ben, de directeur, over aan zijn adjunct en hoofd P en O.
Op een dag kreeg ik van vertrouwenspersonen en OR-leden signalen dat de directeur vrijwel onzichtbaar was. In het vertrouwelijk overleg (VO) sprak ik Ben daarop aan. ‘Weet je wel dat in jouw bedrijf mensen werken’, vroeg ik hem, ‘en dat het een goede zaak zou zijn als jij je gezicht eens op de werkvloer liet zien’.
Dat deed Ben, ik kwam hem regelmatig tegen in ruimten waar hij normaal nooit kwam en sprak er met zijn mensen. Ik was blij met zijn opstelling en belangstelling. Maar na een maand kwamen er klachten van het personeel dat Ben zijn personeel aan het opzetten was tegen de OR. Hij deed dat op een charmante wijze, dat wel. Ik sprak Ben daar op aan: kritiek hebben is goed, opstoken niet. Daarop trok hij zich weer terug in zijn torentje, alleen te bereiken via een aparte deur aan de voorzijde van het monumentale pand.
Het valt niet mee om de middenweg te vinden.
Moedig voorwaarts!