Ik noem hem een held, de straatkrantverkoper in de hal van een supermarkt. Enkele dagen per week, soms meer, zit hij op een kruk bij de toegangsdeur. Vroeger rechts, nu links ervan. Dat heeft niks met zijn politieke voorkeur te maken maar met de heteluchtblazer rechts boven het hoofd.
Ik weet niets van hem, hij meer van mij, maar ik ken hem goed. Als we elkaar ontmoeten schudden we elkaar de hand en lachen wat en praten ook. Wisselen we gedachten uit. Hij noemt mij meneer en ik hem ook. Ook zonder kennis kan je vrienden zijn.
Hij is voor mij een baken, een peilpunt. Ik vermoed dat zijn leefomstandigheden anders zijn dan de mijne. Ik bewonder zijn moed, zijn doorzettingsvermogen om bij Appie in een hal te zitten, om een krant te verkopen. Elke dag weer afwachten hoe het humeur van klanten is en of ze bereid zijn € 1,90 neer te leggen voor een krant. Hij is een trotse man, dat zie en hoor je. Hij is gelijk aan ons, laat hij non verbaal weten. Hij is geen bedelaar maar een wederverkoper. We zitten beiden in de journalistiek.
Hé meneer, zei hij afgelopen zondag, toen ik boodschappen ging doen. Dag andere meneer, sprak ik, aan de arbeid op zondag? Hij knikte. Rond de, wat ze feestdagen noemen, zijn mensen gulhartiger dan anders, dat was de reden.
Dak-en thuislozen worden ze genoemd. In de straatkrant met overigens waardeloze verhalen las ik dat ze met de verkoop ervan hun inkomen bij elkaar verdienen en ook nog onder de mensen komen.
Er is maar een scheiding of ontslag voor nodig om ook dak- en thuisloos te worden, het kan ons allemaal overkomen, weet ik uit ervaring toen ik erg lang geleden geruime tijd alcoholist was en ik uit de maatschappelijke kelder omhoog kroop.
Een goede gezondheid, wenste hij mij toe. Ik hem ook. Dat is genoeg in het leven.
Moedig voorwaarts!