Niets is, dat niet goddelijk is
daarom wil ik niets uitzonderen
ik geef geen namen*
Nee. De titel boven dit stukje is geen sluikreclame voor een nieuwe brillenketen. Zou op zich geen slechte naam zijn. Maar dan moeten we wel eerlijk blijven en als de winkel toch niet zo goed blijkt de naam veranderen in Goed kijken of misschien zelfs Slechter kijken. Want wie wil er leven in een wereld vol loze kreten?
Je zou vaker beter moeten kijken, is wat ik dacht toen ik op het station stond te wachten. Ik hoorde het harde koeren van een Turkse tortel – de tortelduif die bij ons heel algemeen is. Hij zat onder de overspanning op een steunbalk en vloog even later vlak voor mijn voeten op de grond. Hij – ik vermoed dat het een mannetje was – scharrelde wat rond en pikte naar dingetjes die hij voor voedsel hield en ik voor oneffenheden in de betontegels, kauwgum en sigarettenfilters. Hij was duidelijk gewend aan mensen.
Zo sierlijk en mooi! Eigenlijk maar één kleur. Een soort beigegrijs, maar in talloze schakeringen en met een zweem van roze. De donkere iris in het oplettend oog, mooi contrasterend met de witte oogrand. En de zwarte, wit omrande halsband in zijn nek, alsof een kunstige Japanse kalligrafeerder met deze zwier zijn werk had afgemaakt – zijn Engelse naam is trouwens collared dove en zeker, ‘gekraagde tortel’ was in het Nederlands ook geen gekke naam geweest.
Maar ook de structuur van zijn verendek: de fijnheid op de borst – die wíl je strelen – de grovere marmering op de vleugeldekveren, het contrast met de zwarte handpennen en daaronder de lichtere staart. Een vogel waar je zo aan voorbij loopt omdat hij zo alledaags lijkt en zo veel voorkomt, maar als je beter kijkt…
Langer geleden liep ik met mijn oudste dochter over straat. Voor een schoolproject moest ze foto’s maken van haar woonomgeving. Op een gegeven moment zegt ze: ‘Ik moet dit vaker doen, ik zie alles met nieuwe ogen.’ Hoe vaak liep en fietste ze niet door deze straat. En nu is alles nieuw. Ik zag wat het met haar deed. Ze sprankelde, was vol verwondering en zag de schoonheid in gewone dingen: een bakstenen muur, was drogend in de wind, een stoeprand, het lijnenspel tussen twee huizen. Beter kijken. Of misschien: echt kijken – zo zou ik mijn brillenketen dan weer niet noemen.
Er gebeurt iets bij deze manier van kijken. De dingen worden niet zoals doorgaans meteen benoemd en er is niemand die ze benoemt. Er is kijken. Direct kijken – hoe kort ook – dat het onderscheid tussen de dingen oplost. En verwondering. Echt kijken is verwondering. Dit kijken ligt vóór het moment van namen geven. Bij de benoeming ontstaat het onderscheid en verdwijnt de verwondering, dan gaan we over tot de dingen van de dag. Dat is praktisch en ook nodig in de wereld, maar zonder die andere, vrije blik, toont deze materialistische kijk de dingen van alleen hun platte kant. De diepere, meervoudige dimensie is eruit.
Hoe vaak kijk ik niet echt? Hoe vaak loop ik voorbij aan een Turkse tortel, het lijnenspel van zon en baksteen, een ander mens? Hoe vaak zie ik wat ik denk te zien in plaats van wat er werkelijk is? En dit geldt niet alleen voor de blik naar buiten, maar ook voor die naar binnen. Echt kijken beperkt zich namelijk niet tot het fysieke zien. Het bedient zich van de ogen bij de blik naar buiten, bij de blik naar binnen heeft het die niet nodig.
Echt kijken omvat wat er is en dringt door in wat er is. Het is ontledigd van ieder beeld. Levend. Sprankelend. Verwonderend. Zonder nutsgedachte. Zonder voorkeur. Zonder afkeer. Het ligt voorbij de namen. Wie voorbij de namen kan kijken, kan goed met namen leven, want hij weet: de naam is niet het ding. Alles en iedereen is oneindig groter dan zijn naam. Onkenbaar groter.
Deze tekst is eerder gepubliceerd in Inspiratie Magazine no. 5 – 2017
*Uit: Ik ga maar en blijf, J. C. van Schagen – gekozen en ingeleid door Ingmar Heytze, uitgeverij G. A. van Oorschot. Dit zijn de openingsregels van zijn gedicht ‘Narrenwijsheid’.