Dit weekeinde hield in Amsterdam dr. Sunil Kariyakarawana, boeddhistisch geestelijk verzorger van het Britse leger (‘ Buddhist chaplain to Her Majesty’s Armed Forces’ ) een lezing over zijn bijzondere beroep.
Hoe hij zover gekomen is? Sunil komt oorspronkelijk uit Sri Lanka. Op negenjarige leeftijd werd hij daar monnik. Sunil: ‘Het was geen plan van mijn ouders, maar als jongetje bleef ik erop aandringen. Er was iets aan de monniken dat mij heel erg aantrok, en tenslotte gaf mijn moeder toe.’
Achttien jaar verbleef hij in het klooster en leerde de soetra’s van de Pali Canon. Later kreeg hij een beurs voor Canada en behaalde daar een PhD in linguïstiek. Pas in Amerika leerde hij echt mediteren, bij het Vipassanacentrum. Veel later, in Engeland, zag hij op een goede dag een advertentie voor een buddhist chaplain (geestelijk verzorger) in de gevangenis, en zo kon hij zijn boeddhistische achtergrond gaan aanwenden.
Sunil: ‘Ik leerde zoveel van de gevangenen! Sommigen sliepen alleen maar en brachten de tijd door met veel negativiteit, maar sommigen waren echt in staat zichzelf te transformeren.’ Er was bijvoorbeeld een boze, agressieve gevangene, die driemaal levenslang had gekregen. Sunil kwam maandenlang niet verder dan in het voorbijgaan naar hem te glimlachen. Tot de man op een dag vroeg, wie hij eigenlijk was. Zo werd hij nieuwsgierig en juist deze gevangene ontpopte zich in Sunils meditatiegroep tot het meest betrokken lid, die vele anderen hielp. Zijn houding veranderde helemaal.
Sunil: ‘Begrijpen we waar de lotus haar schoonheid vandaan haalt? De modder waarin zij groeit, wordt getransformeerd tot een prachtige bloem. Wanneer we onze eigen negativiteit kunnen bekijken met mededogen, kunnen we die transformeren…maar daar is veel moed voor nodig! Op het meditatiekussen ontwikkelen we helderheid en sereniteit. Maar de echte meditatie begint, als we van het kussen af komen. In de gevangenis zag ik geen misdadigers, maar mensen die misdaden hadden begaan . Ik leerde breder te kijken. Een mens is meer dan een aspect, meer dan één bepaalde daad alleen.’
Boeddhisme en leger
Op een dag zag Sunil een advertentie voor het leger: boeddhistisch geestelijk verzorger gezocht . Hij kon zijn ogen niet geloven, en deed het onmiddellijk af met: boeddhisme en leger, dat ging toch niet samen! Maar langzaam ging het toch werken in zijn gedachten. Hij las er meer over, en begon te denken: soldaten zijn ook mensen . Net zoals er geen ‘misdadigers’ zijn, zijn er geen ‘soldaten’ maar eerder mensen die soldatenwerk doen. Tenslotte solliciteerde hij toch en zo werd Sunil de enige chaplain voor de vierduizend boeddhisten in het Britse leger.
Sunil ondersteunt deze enorme groep door op de hoogste nood af te gaan. Hij mediteert met ze en voert zingevingsgesprekken. ‘Mijn eigen beoefening van metta is heel belangrijk, ik moet mededogen hebben en er helemaal voor iemand zijn. Als ik een gesprek voer, is dit de belangrijkste persoon, en het belangrijkste moment is nu .’
Een vraag die zich gauw opdringt, is: wat als een soldaat op een punt komt dat hij óf moet doden, of zelf gedood zal worden? Wat zegt de Boeddha hierover?
Sunil: ‘Ik kreeg ooit een soldaat uit Afghanistan, die niet langer op mijn lijst van cliënten wilde staan; hij vond zichzelf geen boeddhist meer, want hij had iemand gedood. Er was daar een moment dat hij en zijn kameraad bedreigd werden, en de enige manier om hun levens te redden, was de tegenstander te doden… Hij kon het zichzelf niet vergeven.’
Wroeging
‘Ik ben natuurlijk geen voorstander van doden . Maar voor mij was het genoeg dat hij wroeging had. En door de trekker over te halen, had hij wel zijn eigen leven en dat van de ander gered. Volgens de Boeddha is er sprake van moord, wanneer er de bewuste intentie is om te doden. In de eerste plaats wilde deze soldaat zijn leven en dat van zijn kameraad redden. Als het mogelijk was geweest, had hij alle drie de levens gespaard, nietwaar?’
Wroeging betekent trouwens niet, je eindeloos schuldig te voelen, licht Sunil toe, maar vooral je misstap onder ogen te zien, dan jezelf te vergeven én ervan te leren.
De geestelijk verzorger probeert gewoon individuen te ondersteunen, of het leger op zich iets goeds is, dat is een andere vraag. In ieder geval helpt meditatie militairen wel, om bewuster te handelen. Wetenschappelijk onderzoek heeft wel aangetoond, dat mariniers die dagelijks mediteren, accurater handelen dan hun collega’s die níet mediteren. Wellicht komen ze tenslotte op een punt dat ze helemaal geen militair meer willen zijn. Sunil: ‘Ik zeg vaak: als je er niet meer achter kunt staan, zoek dan vooral een andere baan.’
Innerlijke kracht en moed

De Dalai Lama schreef Sunil ooit, dat soldaten en monniken bepaalde waarden delen, naast dat ze allemaal een uniform dragen, zoals discipline, vastberadenheid, kameraadschap, innerlijke kracht en moed. Ook schreef de Dalai Lama, dat we soms zo moeten handelen, dat het van buitenaf bezien hard lijkt, maar als de motivatie juist is, is het in wezen niet gewelddadig van aard.
Sunil: ‘Iedereen die naar het leger komt om te kunnen doden, hoort daar feitelijk niet thuis! De intentie van een soldaat is heel belangrijk. In principe moet het leger er juist zijn om levens te beschermen.’
Sunil praat graag over de kalyana mitra (ook de naam van zijn Buddhist Chaplaincy Support Group): de ‘spirituele vriend’ die je steunt, vooral in het volgen van de dharma, die je niet laat vallen als je moeilijke tijden doormaakt, en die zich niet ‘beter’ voelt dan jij. En dat is eigenlijk wat een boeddhistisch geestelijk verzorger zou moeten proberen te betekenen…
Links:
http://www.thebuddhistsociety.org/bcsg/
http://www.army.mil/article/149615/
http://www.washingtontimes.com/news/2012/dec/5/marinesexpandinguseofmeditationtrainin
g/?page=all
http://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0116889
Johanneke zegt
Mooi stuk over een inspirerende man