Een lemma uit de weetnietkunde.
Het stoïsche woord apatheia [Grieks, a, niet + pathè, emotie] betekent letterlijk emotieloos, zonder gevoel zijn.
Hiermee wordt niet zoals met het Nederlandse apathie een ongewenste staat van onverschilligheid, afstomping of lusteloosheid bedoeld maar een gewenste staat van onbewogenheid, gelatenheid, zorgeloosheid, berusting, kalmte, harmonie en gemoedsrust.
De intellectuele pendant van apatheia is ataraxia [Grieks, a, niet + tarassoo, verwarren, woelig maken], letterlijk een toestand van onverwardheid, helderheid van geest, maar in het oud-Griekse spraakgebruik eveneens een vorm van a-pathische onverstoorbaarheid.
Het belangrijkste verschil tussen apatheia en ataraxia is misschien niet de gemoedstoestand die ermee aangeduid wordt, maar de weg ernaartoe.
Apatheia is een term uit het stoïcisme, ataraxia uit het scepticisme, meer in het bijzonder het pyrronisme.
Apatheia bereikt de stoïcijn door het—binnen het volslagen fatalisme van de Stoa—enige juiste oordeel te vellen dat alles op ieder moment precies is zoals het zijn moet, namelijk goed.
Ataraxia bereikt de pyrronist door, als uiterste consequente van zijn onbegrensde scepsis, ieder oordeel voor onbepaalde tijd op te schorten: de zogeheten epoche.
Apatheia en ataraxia zijn weliswaar Griekse woorden, maar dat betekent niet dat het streven naar onverstoorbaarheid, als we het zo mogen noemen, typisch Grieks of westers is.
Boeddhistische en hindoeïstische beschrijvingen van nirwana (uitdoving) en moksha komen min of meer op hetzelfde neer.
Zelfs wanneer er sprake is van ‘opperste gelukzaligheid’ en ‘volkomen harmonie’ blijkt men daarmee vaak geen euforie, verrukking, vervoering of extase te bedoelen, die immers van voorbijgaande aard zijn, maar een duurzame staat van aanvaarding, onthechting en innerlijke rust.
In de advaita vedanta bijvoorbeeld komt het er niet op aan emoties uit te bannen en oordelen op te schorten, zoals in de sceptische, stoïsche en epicuristische filosofieën, maar om ze onaangedaan, als het ware van buitenaf, te ondergaan.
Rustig bezie je zelfs je heftigste emoties, zoals een professioneel acteur zijn toneelspel.
Het is alsof je je hebt verdubbeld in een waarnemer en een deelnemer en je in de eerste hebt teruggetrokken; uiterlijke en innerlijke verschijnselen trekken voorbij als wolken aan de hemel zonder deze te verstoren, of als een storm aan de oppervlakte die de diepzee onberoerd laat.
Datgene wat niet verstoord wordt en ook niet verstoorbaar zou zijn— in bovenstaande beeldspraak de hemel, de diepzee—gaat schuil achter vele namen, die afhankelijk van wie je het vraagt al dan niet naar hetzelfde verwijzen, gesteld dat ze ergens naar verwijzen.
Zo spreekt men in het hindoeïsme van atman, brahman of parabrahman, in het non-dualisme van bewustzijn, het kennen, het waarnemen of het beminnen (versus bewustzijnsinhouden, het gekende, het waargenomene en het beminde), in het zenboeddhisme van het ware zelf, de boeddhanatuur, de geest of de zoheid der dingen, in de mystiek van god of de godheid of het ene, in het taoïsme van de tao.
Hierbij gaat het steevast om iets dat het alledaagse transcendeert en principieel niet voor te stellen is en principieel niet of slechts incidenteel of slechts onvolkomen of slechts bij toeval of pas na een lange praktijk te ervaren is, maar van elk ervaren, van elk voorstellen de grond en het wezen zou zijn, ongeveer zoals dingen alleen maar kunnen bestaan in een ruimte die zelf niet als ding aanwezig is.
Het scepticisme, het stoïcisme, het epicurisme, de advaita vedanta, het hindoeïsme, het boeddhisme, het taoïsme en de mystiek—al deze en andere religieuze, spirituele en filosofische tradities schurken bij wijlen tegen niet weten aan, en omgekeerd.
Toch moeten we tradities niet proberen te reduceren tot een radicaal niet weten, en een radicaal niet weten niet tot een of andere traditie, want daarmee doen we beide tekort.
Immers, in een radicaal niet weten blijft geen enkel begrip, niet-begrip of onbegrip overeind, geen enkel dualisme, non-dualisme, non-dualistisch dualisme, monisme of nihilisme, geen enkele leer, antileer of non-leer, geen dharma of niet-dharma, geen karma of niet-karma, geen dharmakaya, sambhogakaya of nirmanakaya, geen idealisme of defaitisme, geen moralisme, immoralisme of amoralisme, geen weg of niet-weg, geen doel of niet-doel, geen doen of niet-doen, geen bereiken of niet-bereiken, geen spreken en geen zwijgen.
Aan een radicaal niet weten gaat alles te gronde, ook het niet weten zelf.
Hoe zou het dan ooit een traditie kunnen zijn?
Hoe zou het ooit onderdeel van een traditie kunnen zijn?
Hoe zou een traditie er ooit onderdeel van kunnen zijn?
Voor wie niet weet blijft het transcendente per definitie in nevelen gehuld, gesteld dat er zoiets is als het transcendente.
Of het moest zijn dat het zich niet in nevelen hult, maar nevelen ís.
Al dan niet dezelfde nevelen als die waarin hij zelf gehuld is, gesteld dat hij iemand is.
Of het moest zijn dat hij niet in nevelen gehuld is, maar nevelen ís.
Al dan niet dezelfde nevelen als die waarin de dingen gehuld zijn, gesteld dat er dingen zijn.
Of het moest zijn dat ze niet in nevelen gehuld zijn, maar nevelen zíjn.
Al dan niet dezelfde nevelen als die waarin het transcendente gehuld is, gesteld dat er zoiets is.
Nevelen of in nevelen gehuld of nevelen in nevelen gehuld of niet, voor mij is alles kraakhelder en doodeenvoudig.
Niet weten is tja zeggen het scepticisme en tja zeggen tegen het pyrronisme en tja zeggen tegen het stoïcisme en tja zeggen tegen het non-dualisme en tja zeggen tegen het hindoeïsme en tja zeggen tegen het zenboeddhisme en tja zeggen tegen het taoïsme en tja zeggen tegen de mystiek.
Niet weten is tja zeggen tegen het bewustzijn en tja zeggen tegen atman, brahman en parabrahman en tja zeggen tegen het ware zelf, de boeddhanatuur, het absolute, de bron, de zoheid der dingen en tegen iedere andere vorm van transcendentie en intranscendentie en ontkenning daarvan.
Niet weten is tja zeggen tegen jezelf en tegen niet-zelf, tegen de alledaagse geest en tegen de algeest, tegen subject en object en hun al dan niet vermeende dualiteit, non-dualiteit of identiteit, tegen weten, niet-weten en wetend niet weten, tegen het ja en het nee en het tja tja tja.
Een saaie bedoening, zou je denken, een triangel wordt nooit een orkest, maar dan vergis je je deerlijk.
Ongelooflijk hoe fijn het is om niet meer te weten, maar dan ook helemaal niet meer.
Hoe rustig je ervan wordt, vredig tot in je kern, of vanuit je kern, gesteld dat er zoiets is, en anders maar bij wijze van spreken of niet-spreken.
Het hart spint bij iedere streling van het tja.
De ziel swingt lui op het ritme van het tja.
Zwaarteloos zweven, wiegen en wuiven.
De muziek van de stilte—daar kan geen band tegenop.
Wie dit apatheia of ataraxia wil noemen, moet het vooral niet laten.
Wie het alles behalve apatheia of ataraxia wil noemen, moet het vooral niet doen.
Ik word er niet warm of koud van.
weetnietkunde: studie van met niet-weten verwante begrippen in de filosofie, mystiek, religie en spiritualiteit; kennis over het gat in onze kennis
Deze tekst maakt deel uit van Zondagskindjes, een serie teksten over niet-weten die geen deel uitmaken van een serie.
G.J. Smeets zegt
TjaHans,
je herinnert aan het onderscheid tussen apatheia en ataraxia. Aan het verschil tussen twee denkpadjes die + / – hetzelfde voorstellen. De stoïcijn die rondspringt om juiste oordelen te vellen “het is allemaal goed zoals het is”. En de scepticus die roerloos tussen haakjes op zijn kussen elk oordeel opschort “ik weet het effe niet.” Tja, tjee, wat doen we ermee?
Tjatriangel sprak meer dan een uur
‘Ik zie niets in orkestpartituur!’
hij hield zijn verhaal
vol vuur, geniaal.
Tcha tcha tcha zong toen heel het bestuur
Sjoerd zegt
Tja, zei de burgemeester van de gemeente Nietweten
Ik ben verdomme mijn Griekse filosofen vergeten
De gemeenteraad is verdeeld en staat paf
Nu moet ik voor straf
Thuis al die filosofen boekskes rauw opvreten.
Het is vanzelfsprekend dat niet-weten
Zijn eeneiige tweelingzusje wel-weten
Door ongeremde ongerepte onthechting
Volledig is vergeten.
Buiten wacht ze rustig
Zo is ze wel
Om gezellig samen
Voort te gaan
Met het spel.
Er is altijd wel een speler te vinden
Die het echte stoppen wil verhind’ren.
G.J. Smeets zegt
Top!
:)
Siebe zegt
Stel dat je begaan bent met het welzijn van dieren of mensen. Dan kom je toch niet weg met niet-weten, is mijn ervaring. Je ervaart niet-weten eerder als een last.
Want je wilt wel helpen maar je weet vaak niet goed hoe.
Het ontbreekt je aan deskundigheid.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als dieren of mensen ziek worden. Of als je verantwoordelijk wordt voor hun verzorging. Dan moet je toch weten wat hun heil brengt en wat niet. Welk eten hun ziek maakt of juist gezond houdt. Welke medicijn voor hun geschikt zijn of niet.
Hoe je ze opereert, behandelt, verzorgt, opvoedt etc. en daarvoor is een bepaalde kennis/weten nodig.
Daarom zal betrokkenheid met het welzijn van wezens volgens mij vanzelf toewerken naar weten en niet naar niet-weten.
Betrokkenheid met het welzijn van dieren zal iemand wellicht drijven een opleiding dierenarts te doen. Dan kan ie ziekten, wonden etc. op deskundige wijze behandelen.
Betrokkenheid met het welzijn van mensen zal iemand misschien drijven arts te worden of psycholoog of wellicht geestelijk verzorger o.i.d..
Betrokkenheid met alle wezens zal iemand misschien drijven een Boeddha te worden, een volledig ontwaakte, een ziener.
Je kunt toch niet maar overal “tja” tegen zeggen? In
hoeverre verschilt zoiets dan van onverschilligheid?
Ik begrijp de rust wel van “tja’ maar is die rust nou echt zo edel of nastrevenswaardig?
Siebe
G.J. Smeets zegt
Inderdaad, je kunt niet op alles ’tja’ zeggen en ik heb niet de indruk dat er ook maar iemand is die dat doet.
Overigens, wat mij betreft is ‘Tja’ er niet voor de rust. Het is er om alle malle pretenties waarmee we elkaar bestoken te markeren. Dat is voor mij de gebruikswaarde van niet-weten.
Siebe zegt
Het niet-weten doet mij het meest denken aan de positie die een ‘gladde aal’ wordt genoemd. Er wordt dan eindeloos veel door iemand besproken. Talloze filosofische onderwerpen passeren, maar men kan iemand eigenlijk geen moment betrappen op een standpunt of een conclusie waar men echt eens achterstaat.
Men draait eindeloos rondjes in scenario’s: ‘dit kan, dat kan’. En als je dan iemand vraagt, ‘is het dit’, dan zegt iemand, nee ‘het is dat’. Als je dan vraagt, ‘is het dat’, ‘nee’, zegt de aal dan, ‘het is zus’. Als je dan vraagt ‘is het zus’ dan zegt ie, ‘het kan ook zo zijn’.
Men wil als het ware slim (of wijs wellicht) overkomen. De aal positie. Dit wordt volgens mij beschreven in Digha Nikaya 1 en wordt niet gezien als een kwaliteit.
Het gedrag van de aal ontkent eigenlijk dat zaken in de praktijk voorwaardelijk gebeuren, d.w.z. op een bepaalde manier. Want als zaken op een bepaalde manier gebeuren, vallen er immers scenario’s af.
Voorbeeld. Neem een moord, de moord op Els Borst.
Een aal zal eindeloos praten over ‘dit kan en dat kan’. De aal ziet niet meer een realiteit maar denkt alleen nog in scenario’s.
Maar in werkelijkheid kan niet alles. Els Borst is feitelijk op een bepaalde manier vermoord. Er is een bepaalde dader. Er was een bepaald tijdstip van de moord. De moord heeft zich op een bepaalde manier voltrokken etc.
De niet-weter heeft besloten dat niet te achterhalen is hoe zaken gaan (zijn gegaan) en bestaan (of bestonden) en verzandt zo in allerlei speculaties. Het lijkt wel alsof men onderzoekt maar in feite onderzoekt de niet-weter juist niks. Hij/zij maakt geen verbinding meer met de realiteit waarin zaken op een bepaalde voorwaardelijke manier gebeuren.
Siebe
Sjoerd zegt
Tja…
(Het is naar goed protestants taalgebruik overigens, ‘….. als een paling in een emmer snot’. Al weet ik niet of je hier veel mee kunt in jouw betoog.
Je punt en doel zijn mij ook volledig onduidelijk, maar dat kan ook aan mij liggen. Ik hoop dat je voor jezelf verhelderd hebt wat jouw vlot op dit moment in deze vijver van het leven is.
Ik ga verder met schoffelen, de bomen en planten vragen om mijn aandacht.
Al doet dat er ook niet wezenlijk toe. Ik ga henzelf of hun vruchten nuttigen als ik daar aan toe ben.
Al doet dat er ook niet wezenlijk toe. Ik zing mijn onzin lied….>)
Tokai Dwaalzin
G.J. Smeets zegt
Beste Siebe,
Hans van Dam is kristal helder over wat niet-weten behelst. Op zijn site vind je de rubriek ‘Wat is niet weten?’. En daar staat:
“Niet weten betekent alleen maar dat je bij nader inzien niet weet hoe het allemaal zit, hoort en moet.”
En jij framed dat als “Men wil als het ware slim (of wijs wellicht) overkomen.” Tja.
Siebe zegt
Zoals ik het begrijp gaat het Hans bij niet-weten om veel meer dan …”dat je bij nader inzien niet weet hoe het allemaal zit, hoort en moet.”
Hij drukt dat als volgt uit in de tekst over apatheia en ataraxia: “Ongelooflijk hoe fijn het is om niet meer te weten, maar dan ook helemaal niet meer.
Hoe rustig je ervan wordt, vredig tot in je kern, of vanuit je kern, gesteld dat er zoiets is, en anders maar bij wijze van spreken of niet-spreken. Het hart spint bij iedere streling van het tja. De ziel swingt lui op het ritme van het tja. Zwaarteloos zweven, wiegen en wuiven. De muziek van de stilte—daar kan geen band tegenop”.
Dat toont toch heel duidelijk waar het eigenlijk om gaat. Hans wordt vredig van niet-weten.
Ik geloof dat “niet-weten” niet helemaal goed beschrijft wat hier vermoedelijk gaande is.
Waarom is er die vrede?
Ik denk niet dat Hans vredig wordt van het niet-weten maar hij wordt vrediger van het niet meer hechten aan visies. Zoekt zijn heil niet meer in visies. Het opgeven van visies als de weg naar vrede. Hij ziet het voordeel in van de vrijheid van gehechtheid aan visies. Hij ervaart het voordeel van het opgeven van visies.
Hiertoe nodigt de Boeddha ook uit. In sommige teksten wordt visie ook gezien als een vloed.
http://www.accesstoinsight.org/tipitaka/sn/sn45/sn45.171.than.html
Het eindigen en afstand doen van die vloed van visies is een doel van het edele achtvoudige pad.
Hans getuigenis van vrede geeft dus aan dat de Boeddha’s onderricht ook op dit punt van de vloed van visies correct is.
Ik begrijp de woordkeuze “niet-weten” wel maar het lijkt me toch niet helemaal correct.
Hans weet bijvoorbeeld uit eigen ervaring dat sinds hij afstand heeft gedaan van die honger naar (het uitwerken) van visies, vrediger is geworden. Dus zaken werken toch op een bepaalde manier. Je moet toch ook eens zeggen: “hé zo werkt het dus kennelijk, ik weet uit ervaring dat het zo werkt”.
Maar misschien bestaat er een verlangen dat ook weer onderuit te halen?
Ik denk dat ik het zo beter heb geduid.
Siebe
Sjoerd zegt
Hotsie knotsie knetter,
Naar de geest of naar de letter,
Soms lijkt de mens een verheven geest
Soms ook een uit de hand gelopen beest,
Z’ n gedachtewereld wordt hoe dan ook steeds vetter!