Begripsvorming van vrijheid en vrijheid van begripsvorming tussen de dood en de vorige geboorte.
Beste Hans,
In De monnik en de filosoof (Asoka, 1998) vertelt de Tibetaans boeddhistische Fransman Matthieu Ricard wat we volgens hem meemaken na het overlijden van ons lichaam:
“Achtereenvolgens zullen we een grote helderheid en gelukzaligheid ervaren en een toestand die vrij is van begripsvorming. Dat is het moment waarop we even in verbinding staan met het absolute. Een doorgewinterde beoefenaar is bij machte in deze absolute staat te blijven en het ontwaken te bereiken. Als dat niet lukt, gaat het bewustzijn naar de tussenstaat, die de periode tussen de dood en de volgende geboorte beslaat.” (p327)
Ken jij de toestand die vrij is van begripsvorming?
Beste X,
Nee, vrij van begripsvorming ben ik eigenlijk nooit.
Of het moest in de droomloze slaap zijn, maar hoe stel je zoiets vast?
Wel lossen mijn begrippen bijna net zo snel op als ze zich vormen.
Nou deze weer.
Hetzelfde geldt voor mijn gedachten.
Nou deze weer.
Wat een mirakel.
En ik heb er niet eens voor hoeven sterven.
Of zou ik ongemerkt overleden zijn?
Of zou ik nooit geboren zijn?
Dit een staat of toestand noemen is onzin, daar is het veel te beweeglijk voor.
Dit het absolute noemen is eveneens onzin want dat is ook maar een begrip en daarom al net zo relatief als, bijvoorbeeld, het begrip ‘relatief’.
Grote helderheid kan ik het ook al niet noemen, omdat mij uiteindelijk niets helder geworden is.
Dit ook niet.
Daarom spreek ik liever van niet weten.
Wat ik ook even recht wil zetten, voor het geval het scheef mocht staan:
Ik ben geen doorgewinterde beoefenaar van wat dan ook, behalve ademen (steeds sneller), praten (steeds dommer), eten (steeds minder) en slapen (steeds lichter).
Laat staan dat ik juist dankzij mijn doorgewinterde beoefening bij machte zou zijn in niet weten te verblijven.
Dat geeft niks want niet weten vraagt geen enkele machtsuitoefening mijnerzijds.
Ook van overgave is geen sprake.
Eerder ben ik onmachtig eraan te ontsnappen.
Dat geeft ook niks, want ik zit hier goed noch slecht, dat wil zeggen, best.
Wie die ‘ik’ en waar dat ‘hier’ ook mogen wezen.
Nooit heb ik iemand gezien die vrij was van begripsvorming.
Ook Gautama Boeddha niet.
Ook Tenzin Gyatso, de veertiende dalai lama niet.
Ook Franciscus, de tweehonderdzesenzestigste paus niet.
Ook Jezus van Nazareth niet.
Ook Bhagwan Sri Rajneesh niet.
Ook Maezumi Roshi niet.
Ook Ramana Maharshi niet.
Ook Thich Nat Hahn niet (hoewel hij er nu misschien dichtbij is).
De eerste boeddhist die vrij is van begripsvorming moet waarschijnlijk nog geboren worden – of overlijden natuurlijk.
Sterker nog, als je echt wilt verdwalen in een ongecontroleerde wildgroei van begrippen moet je bij het boeddhisme wezen.
De eerste mysticus die vrij is van begripsvorming moet waarschijnlijk ook nog geboren worden.
Sterker nog, als je echt wilt verdwalen in een ongecontroleerde wildgroei van begrippen moet je bij de mystici wezen.
De eerste yogi die vrij is van begripsvorming moet waarschijnlijk ook nog geboren worden.
Sterker nog, als je echt wilt verdwalen in een ongecontroleerde wildgroei van begrippen moet je bij het hindoeïsme wezen.
De eerste non-dualist die vrij is van begripsvorming moet waarschijnlijk ook nog geboren worden.
Sterker nog, als je echt wilt verdwalen in een ongecontroleerde wildgroei van begrippen moet je bij de advaita vedanta wezen.
Alleen de allergrootste idioten zijn mogelijk vrij van begripsvorming.
Voorwaar een benijdenswaardig lot.
Of zou het een keuze zijn?
Niet voor iemand die vrij is van begripsvorming, zou ik denken.
Maar ja.
Ik kan wel zoveel denken.
Overeenkomstig de diepste inzichten van broeder Ricard en zijn Tibetaanse leermeesters wens ik jou en iedereen die verbinding zoekt met het absolute een spoedige dood toe.
Beste Hans,
Grapjurk.
Beste X,
Staat mij beter dan een lijkwade, al zeg ik het zelf.
Beste Hans,
En hoe zit het met de gelukzaligheid waarmee de “toestand die vrij is van begripsvorming” gepaard zou gaan?
Beste X,
Nogmaals, ik ben niet vrij van begripsvorming en nogmaals, niet weten is voor mij geen toestand.
Noch gaat niet weten steeds gepaard met dezelfde gemoedstoestand.
Bij mij begon het met een paar weken van stille euforie, toen een paar maanden van stille verbijstering, vervolgens een half jaar van stil verdriet, toen een paar jaar van stille gelatenheid en daarna een paar jaar van stil geluk.
Het laatste jaar is er sprake van stille jubel.
Het moet niet veel gekker worden.
Wat de toekomst brengen zal, weet ik niet.
Alles is welkom, en zo niet dan toch.
Mijn gemoedstoestand deed en doet voor mij niet ter zake.
Voor zover ik kan nagaan ben ik nooit uit geweest op innerlijke vrede, liefdevolle vriendelijkheid, universeel mededogen, sereniteit, heerlijkheid, gelukzaligheid, dankbaarheid, onverstoorbaarheid, extase, en noem maar op.
Ik wou alleen maar weten wat waar was, écht waar – of het me nou uitkwam of niet.
Tot ik na een halve eeuw van zoeken, vinden, kwijtraken en weer verder zoeken als een donderslag bij heldere hemel de geest gaf, uit de fles ontsnapte, hoe zeg je dat.
Met ‘de geest’ bedoel ik hier gewoon het hele arsenaal van zelfbeelden, lichaamsbeelden, mensbeelden, wereldbeelden, godsbeelden, boeddhabeelden, heiligenbeelden, voorbeelden, wensbeelden, ideaalbeelden, schrikbeelden, doodsbeelden en weet ik veel wat voor denkbeelden waarmee ik tevergeefs trachtte – ja, wat eigenlijk?
Al die verhalen over wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom.
Tjonge jonge.
Nou dit verhaal weer.
Weg ermee.
Niks “even in verbinding staan met het absolute” maar een radicale ontbinding van zowel ‘het relatieve’ als ‘het absolute’.
Om over die ‘radicale ontbinding’ nog maar te zwijgen.
Anders bereiken we nooit de toestand die vrij is van begripsvorming waarin we gelukzaligheid en grote helderheid ervaren.
‘Idolen van de zoeker’ maakt deel uit van Zondagskindjes, een serie teksten over niet-weten die geen deel uitmaken van een serie.