Hoelang is geen Chinees?
Leerling: Ik ken een goeie.
Meester: Oude koeien.
Leerling: Hoe Lang is een Chinees.
Meester: Ken ik niet.
Leerling: Nee, u moet vragen hoe lang.
Meester: Dan had je de vraagvorm moeten gebruiken.
Leerling: Hoe Lang is een Chinees?
Meester: Zou best kunnen.
Leerling: Ik gebruikte toch de vraagvorm?
Meester: Ik ken ook een goeie.
Leerling: Vooruit dan maar.
Meester: Hoe lang is geen Chinees?
Leerling: Ken ik niet.
Meester: Wie niet?
Leerling: Hoe Lang niet.
Meester: Dat vroeg ik niet.
Leerling: Wat vroeg u dan wel?
Meester: Hoe lang geen Chinees is.
Leerling: O, zeg dat dan meteen.
Meester: Daarom gebruikte ik de vraagvorm.
Leerling: En, hoe lang is geen Chinees?
Meester: Eén meter negentig.
Leerling: Geen Chinees is één meter negentig?
Meester: Weet ik dat.
Leerling: U weet het niet?
Meester: Dan zou ik ze eerst allemaal moeten nameten.
Leerling: Daar zou ik dan maar eens gauw mee beginnen.
Meester: Dat heeft geen zin.
Leerling: Waarom niet?
Meester: Ze groeien sneller dan ik ze kan meten.
Leerling: Als individu of als volk?
Meester: Precies.
Leerling: Waarom geeft u dan zo’n stom antwoord?
Meester: Omdat jij zo’n stomme vraag stelde.
Leerling: Volgens mij was u het die een stomme vraag stelde.
Meester: Ik vroeg alleen hoelang geen Chinees is.
Leerling: Hoelang is geen Chinees?
Meester: Je kan me nog meer vertellen.
Leerling: Wat zou u zeggen?
Meester: Een eeuwigheid.
Leerling: Hoe komt u daar nou weer bij.
Meester: Twee zelfs.
Leerling: Geen Chinees is twee eeuwigheden?
Meester: Tot zijn geboorte en vanaf zijn dood.
Leerling: En een Chinees?
Meester: Wat is daarmee?
Leerling: Hoelang een Chinees is.
Meester: Begin je nou weer?
Leerling: Een mensenleven, zou ik zeggen.
Meester: Hoelang is een mensenleven?
Leerling: Een minuut, een eeuw.
Meester: Is dat een antwoord of een vraag?
Leerling: Dat weet je pas achteraf.
Meester: Jij of de nabestaanden?
Leerling: Dat weet je ook pas achteraf.
Meester: Wat lul je dan.
Index | Vorige | Volgende | Alle