Een slecht gesprek over een echt gesprek.
“Raar vind ik het dat je thuis en op school wel leert wat je zult tegenkomen als je naar het noorden rijdt of naar het zuiden, naar het oosten of naar het westen, maar niet wat je allemaal in de krochten van je geest kunt aantreffen, laat staan hoe je daarmee om moet gaan.”
Waarom wachten? Brand maar los
Jane: Graag zou ik je interviewen voor … over het thema Liefde is de Weg. Ben je daar voor in?
Hans: Wat is liefde?
Is liefde?
Heb jij een liefde?
Wat is de weg?
Is er een weg?
Waar wil je weg?
Jane: Het is de bedoeling dat ik de vragen stel.
Hans: O, dat wist ik niet.
Wiens bedoeling eigenlijk?
Waarom?
Jane: Mijn bedoeling. De reden dat ik je benader, bedoel ik. Voel je er wat voor om een gesprek aan te gaan over Liefde en de Weg?
Hans: Ik dacht dat we al begonnen waren.
Jane: Nou?
Hans: Over de liefde en de weg in het algemeen heb ik helaas niets te melden, of je moet dat vermeldenswaardig vinden.
Maar er komen in weerwil van jouw bedoeling wel spontaan allerlei vragen in me op, die ik nog even gauw stel voor ik me door jou in de hoek van geïnterviewde laat schilderen.
Wat betekent het thema voor jou persoonlijk?
Zit het je hoog of ben je eruit?
Als je eruit bent, waarom wil je er dan nog over praten?
Als het je hoog zit, ben ik dan wel de juiste persoon om mee te praten?
Waarom niet met je partner, als je die hebt, of met je beste vriend, als je die hebt, of met je leraar, als je die hebt?
Of zit de redactie weer eens verlegen om kopij?
Jane: Je begrijpt het niet. Dit is een kans. Ik bied jou een platform om over jezelf te praten.
Hans: En jij dan? Wil je zelf soms buiten schot blijven?
Jane: Zondag ben ik de hele dag in Amsterdam. Zullen we wat afspreken? Zeg maar waar en wanneer, ik trakteer.
Hans: Waarom wachten? Brand maar los.
Wie is er bang voor een echt gesprek?
Jane: Waarom doe je zo moeilijk? Ben je bang voor een echt gesprek?
Hans: Nee hoor. Ik voer iedere dag echte gesprekken, urenlang.
Ook correspondentie kan een echt gesprek zijn, al lijkt het een uitstervende kunst.
Ben jij bang voor een echte correspondentie?
Jane: Ben jij soms bang voor mensen?
Hans: Nou en of. Jij niet?
Jane: Interessant. Ik dacht dat jij nergens bang voor was. Waar ben je bang voor?
Hans: Voor mensen die denken dat ik nergens bang voor ben.
Voor mensen die geloven dat er mensen zijn die nergens bang voor zijn.
Voor mensen die zeggen dat ze nergens bang voor zijn.
Voor mensen die dingen doen die ze niet willen omdat anderen zeggen dat ze niet durven.
Voor mensen die nooit antwoord geven.
Voor mensen die nooit een vraag stellen.
Voor mensen die iedere vraag met een wedervraag beantwoorden.
Voor mensen die overal een mening over hebben,
Voor mensen die hun zin doordrijven.
Voor mensen die zich verschansen in een rol – teveel om op te noemen.
Jane: Waaronder een echt gesprek.
Hans: Nee, ik ben niet bang voor een echt gesprek.
Niet voor intimiteit.
Niet voor vertrouwelijkheid.
Maar des te meer voor afstandelijkheid, vormelijkheid, omzichtigheid.
Het zijn de spelletjes waar je zomaar in verzeild kunt raken die ik vrees.
Het doen alsof.
De beleefdheden, de vleierij, de gelijkhebberij, de machtsstrijd, de schijnheiligheid, de rituelen.
Ik net zo goed als jij hoor, dat zit heel diep.
Niet kunnen zeggen wat je voelt, overal omheen draaien.
Over het weer moeten praten terwijl ik misschien met mijn neus in je kruis wil duiken.
Al die omtrekkende bewegingen.
Dáár ben ik bang voor.
Maar niet voor een echt gesprek.
Jij?
Vraag niet hoe het kan
Jane: Wat versta jij dan onder een echt gesprek?
Hans: Dat is niet zo moeilijk.
Toevallig ben ik gezegend met een intense relatie met iemand met een – voor mij – volkomen open geest aan wie ik me helemaal bloot durf te geven en die zich voor zover ik weet helemaal aan mij bloot durft te geven.
Zonder touwtrekkerij, zonder terughoudendheid, zonder doel, zonder wil.
Een dynamische uitwisseling waarvan de afloop niet van tevoren vaststaat.
Dat is voor mij een echt gesprek.
Het loopt al zowat dertig jaar van hot naar haar en het gaat maar door.
Jane: Hoe doen jullie dat?
Hans: Vraag niet hoe het kan, ik snap er ook niks van.
Het is geen vaardigheid, gesprekstechniek, talent, houding of levenservaring.
Niet iets waarover we vrij kunnen beschikken en dat ons in onze andere contacten goed van pas komt.
Het was er vanaf de eerste dag.
Geen van beiden zijn we er ooit in geslaagd die sfeer van vertrouwelijkheid met iemand anders op te bouwen en vast te houden.
Het is dus niet onze verdienste dat het tussen ons zo goed marcheert en het is niet andermans tekortkoming wanneer het met een van ons weer eens hapert of stokt.
Van allemansvrienden, eenmansvrienden en kluizenaars
Jane: Gaat al dat praten met dezelfde persoon op den duur niet vervelen?
Hans: Tot nog toe niet.
Terwijl we heus niet van die slimme of diepe gedachten hebben.
Maar ze komen wel uit onze tenen.
Weet je dat ik sinds ik Lucienne ken niet meer eenzaam ben geweest, maar dan ook helemaal niet meer?
Ongelofelijk.
Eenzaamheid is alleen nog maar een herinnering.
Terwijl ik altijd dacht, nee, wíst, dat het bij het bestaan hoorde, dat iedereen diep vanbinnen eenzaam was.
Allemaal projectie, zeg ik achteraf.
Als je niet meer eenzaam bent, hoef je ook niet zo nodig met Jan en alleman te gaan rollebollen.
Door dat eeuwigdurende dwaalgesprek met Lucienne is mijn behoefte aan intimiteit met anderen sterk gedaald.
Daar heb ik me lang tegen verzet, maar het viel niet te ontkennen.
Zo vreemd is het nou ook weer niet; als je thuis genoeg eet, hoef je niet meer zo nodig iedere dag naar een restaurant.
Wat jij?
Jane: Ik trakteer.
Hans: Doe maar het Amstelhotel.
Jane: Haha.
Hans: Vroeger smeerde ik mezelf uit over tientallen mensen, zoals zij zich op hun beurt uitsmeerden over tientallen, soms honderden anderen.
Een netwerk, dat was en is de norm.
Intimi, vrienden, kennissen, bekenden in uitdijende kringen – een heel circus, al had je toen nog geen sociale media.
Met de een ging ik hardlopen, met de ander dansen.
Met de een kon ik over seks praten, met de ander over de dood.
Toch was ik eenzaam.
Ik voelde me door niemand werkelijk gezien en er was niemand die zich werkelijk aan mij liet zien.
Alleen maar stukjes.
Nu zijn die tientallen mensen verenigd in een en dezelfde persoon, in wie ik alle afwisseling vind die ik nodig heb.
Jane: Sommigen noemen dat eenkennigheid.
Hans: Er zijn allemansvrienden, er zijn eenmansvrienden, er zijn kluizenaars.
Waarom zou iedereen hetzelfde moeten zijn?
Waarom zou je je hele leven hetzelfde moeten zijn?
Misschien smeer ik me straks weer uit over tientallen mensen, eet ik iedere dag in een ander restaurant en roem ik de variatie.
Jane: Maar op dit moment heb jij geen behoefte om alles met iedereen te delen.
Hans: Mijn behoefte om alles wat er in me omgaat met iemand op deze aardbol te delen is onverminderd groot.
Mijn behoefte om het nog een keer te delen met iemand anders is evenredig klein.
Het is niet anders.
Alleen niet-weten wil ik met iedereen delen.
Voor zolang het duurt.
Daarom schrijf ik nu ook met je.
Al verstaan we elkaar niet.
Niemand is gek of normaal
Jane: Waarom kun je wel met je vrouw praten, maar niet met mij?
Hans: Die geeft tenminste antwoord.
Jane: Dat is toch geen reden om een gesprek met mij uit de weg te gaan?
Hans: Wat zijn we nu aan het doen dan?
Jane: Ik vraag maar een uur, geen dertig jaar.
Hans: Dat uur is allang op.
Jane: Wat is dat toch, die behoefte om alles met iemand te delen?
Hans: Wat is dat toch, die behoefte om mensen te interviewen?
Jane: Jij vind het niet raar om almaar je diepste gedachten op tafel te gooien voor je partner.
Hans: Ik vind het raar om almaar je diepste gedachten onder tafel te houden voor je partner, en zelfs voor wildvreemden zoals jij, al doe ik dat wel.
Ik vind het raar om je hele leven met geheimen rond te lopen en voortdurend op je woorden te moeten passen.
Raar vind ik het dat je anno 2018 nog steeds niet vrijuit kunt spreken over je abortus of over je angst dat je van het balkon zult springen of over je behoefte om op iemand te pissen of over je incestueuze fantasieën of over je pedofiele of necrofiele neigingen of over je stille wanhoop of over je brandende jaloezie of over het gevoel dat je in een verkeerd lichaam zit of over je verlangen om onmogelijk dun te worden of onzichtbaar te zijn of er niet meer te zijn of wat er ook maar in je leeft.
Raar vind ik het dat je thuis en op school wel leert wat je zult tegenkomen als je naar het noorden rijdt of naar het zuiden, naar het oosten of naar het westen, maar niet wat je zoal in de krochten van je geest kunt aantreffen, laat staan hoe je daarmee om moet gaan.
Jane: Niemand bereidt je voor op je eigen gekte.
Hans: Met gekte heeft het niets te maken.
Dat lijkt maar zo, omdat iedereen doet of hij normaal is.
Jane: Iedereen is gek.
Hans: ‘Gek’ is een stigma en ‘normaal’ is een stigma.
Stigma’s zijn dooddoeners, vraag maar aan Jezus.
Daarmee beëindig je een gesprek zelfs al lekken de woorden nog na.
Voor mij is niemand gek of normaal.
Zo begint een gesprek dat nergens heen gaat en nooit eindigt, zelfs als er even geen woorden zijn.
Sangha voor twee, satsang privé, wei wuwei, holadijee
Jane: Wat is dan het punt?
Hans: Het punt is dat niemand je voorbereidt op je innerlijke leven.
Ook religies niet.
Die leren je denken in termen van goed en kwaad, juist en onjuist, schuld en boete, werkelijkheid en illusie, relatief en absoluut, ego en zelf, atman en anatman, gebod en gebed, onderdrukken en sublimeren en meer van dat moois.
Maar luisteren, ho maar.
Heb je rare gedachten?
Ga maar op je kussentje zitten.
Heb je het moeilijk?
Ga maar op je adem letten.
Ben je boos?
Ga maar mettameditatie doen.
Bij Leven in Aandacht van Thich Nhat Hanh mag je bij de gratie Boeddha’s even dharma delen met de groep zonder dat iemand iets terugzegt.
In de katholieke kerk mag je bij de gratie Gods vijf minuten biechten bij iemand die een toonbeeld van vroomheid lijkt maar dat waarschijnlijk helemaal niet is.
Bij de Quakers mag je tijdens de unprogrammed worship eventjes iets delen met je zwijgende geloofsgenoten.
Maar ik moet de eerste christelijke of boeddhistische priester nog tegenkomen die toegeeft dat hij na zijn bezegeling nog altijd, zeg, geil, drankzuchtig, hebzuchtig, heerszuchtig is, dat hij onverminderd geniet van de aandacht van al die goedgelovigen om hem heen, dat hij zich iedere dag opnieuw beter, groter, kalmer, wijzer en interessanter voordoet dan hij is.
Ik moet de eerste christelijke of boeddhistische priester nog tegenkomen die, al is het maar één keer, publiekelijk erkent dat hij ook maar een mens is, nog steeds een mens is, altijd een mens zal blijven, net als iedereen.
Die dát tot het speerpunt van zijn onderricht maakt.
Maar nee, liever prevelt hij tienduizend keer het Onze Vader of de bodhisattvageloften die zijn verlossersrol rechtvaardigen en zijn heiligheid onderstrepen.
Wat voor voorbeeld geef je dan?
Jane: Nou nou.
Hans: De wereld is tot op de decimeter in kaart gebracht met gps, Google Maps wijst je overal de weg, maar niemand bereidt je voor op je innerlijk leven, niet echt.
Niemand vertelt je hoe je al die gedachten en gevoelens en verlangens en fantasieën en stemmen moet duiden en dulden en doden.
Samen met iemand die je liefhebt en vertrouwt je geest verkennen is dan een groot goed.
Al je gedachten delen, al je geheimen prijsgeven, wat er ook van komt.
Een heerlijke, eerlijke, spontane, vrije vorm van spiritualiteit, die ik te allen tijd verkies boven voorgeschreven vormen van meditatie, recitatie, ritueel en gebed.
(lees verder onder de afbeelding)
Saampjes alle spoken van alle kanten belichten, keer op keer, tot ze hun massa verliezen en doorzichtig worden.
Je gedachten net zolang tegen het licht houden tot je er dwars doorheen kijkt.
Ook door deze.
Sangha voor twee, satsang privé, wei wuwei, holadijee.
Jane: En waar leidt dat toe? Waarheid? Non-dualiteit? Nirwana?
Hans: Als het ergens toe moet leiden, is het geen dwaalgesprek meer.
Delen is geen weg.
Liefde is geen doen.
Denk ik weleens.
En zie die gedachten meteen weer doorzichtig worden.
Jane: Oké. Mocht je toch nog een echt gesprek over het thema Liefde is de Weg willen, laat het me dan weten. De deadline is half november. Ik trakteer.
Nota bene: een dwaalgesprek kun je ook in je eentje voeren. De innerlijke monoloog van een weetniet is gewoon een dwaalgesprek voor één persoon. Ook daar komt geen eind aan. Tot nog toe tenminste niet.