Als de Boeddha in een stad of dorp aankomt wordt deze gebeurtenis aldus rondverteld: “Over die heer Gotama doet de volgende goede mare de ronde: Waarlijk, die Verhevene is een heilige, een volkomen ontwaakte, volmaakt in kennis en levenswandel, een gelukkige, een kenner van de wereld, een onovertroffen coach van diegenen onder de mensen die getraind kunnen worden, een leraar van goden en mensen, een boeddha, een verhevene.”
Andre Baets
“Geef toorn op, laat eigendunk varen,”
In dit samyutta [‘boek’] bezoeken de goden de Boeddha meestal in de nacht. Hun verschijning wordt aangekondigd door een groot licht dat de hele omgeving overstraalt.
‘Het oog is van jou, Boze, zichtbare vormen zijn van jou’
In het boeddhisme wordt de duivel Mara beschouwd als de personificatie van de Dood. Vaak wordt hij de Boze of de Verleider genoemd.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
Vesak is de aangewezen dag om stil te staan bij de vijf ‘oefenregels’ (alle leven respecteren, niet stelen, geen seksueel wangedrag, de waarheid spreken en de geest niet benevelen) en om onze voornemens hieromtrent te vernieuwen of te versterken.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
“Zo, monniken, heb ik het veilige, zekere pad, dat met vreugde te begaan is, opengelegd en het gevaarlijke pad afgesloten; de tamme hertenbok weggejaagd en de tamme hinde gedood”
De kleine analyse van karma
Omdat het opgebouwde karma niet enkel tijdens dit leven maar ook levensoverstijgend werkt is het mogelijk dat iemand – ondanks zijn negatief karma – zo een groot heilzaam karma in vorige levens verzameld heeft dat hij toch als mens wederboren wordt.
De Boeddha- en de uitleg over karma
De Boeddha nuanceert de uiteenzetting over karma en stelt nu dat karma uit dit leven niet altijd direct in het volgende leven gevolgen hoeft te hebben, maar ook pas in een later leven tot rijping kan komen. Daarom kunnen mensen die nu slecht leven in een hemelse wereld terechtkomen en die goed leven in de hel.
‘Weinig mensen komen naar een Dhamma-voordracht om te horen hoe ze zich kunnen bevrijden van het aangename’
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 3).
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 2)
Net zoals de mensen schone zaken, zaken als uitwerpselen, urine, speeksel, pus en bloed op de aarde werpen en de aarde daar geen last van heeft, er zich niets van aantrekt en er niet van walgt, net zo moet je een meditatie zoals de aarde ontwikkelen; want als je dat doet, zullen opgekomen aangename en onaangename zintuiglijke indrukken je geest niet blijvend in beslag nemen.”
“Wat denk je, Rahula? Waartoe dient een spiegel?”
De verhouding tussen de Boeddha en zijn zoon Rahula was vertrouwelijk en vriendschappelijk, maar niet hartelijk en al helemaal niet innig, daar dit naar de overtuiging van de Verhevene een innerlijke band zou betekenen, met slechts leed als gevolg.
Geloof niet alles wat je denkt
Brahma in de Pali-Canon (1)
De dhamma- Door het ontstaan van dit, ontstaat dat
Als onze zintuigen functioneren zonder dat zij ‘bewaakt’ worden, zonder voortdurende aandacht (let wel, bewaken wil niet zeggen afsluiten, maar na controle en evaluatie toelaten), zullen zij onze geest in alle richtingen trekken. We worden letterlijk ‘aangetrokken’ door wat zich aan ons voordoet.