Deze week zijn de nachten nog koeler. Al enkele loopt er in mijn hoofd een wekker af tegen vieren, ik ga de mand uit en open de balkondeur die overdag gesloten is om de hitte te weren. Vier uur later is het lekker koel in huis, zo is mijn ervaring.
Na het openen van de deur blijf ik nog een kwartiertje op, zonder licht te maken. Ik kijk naar de verre stad die nooit slaapt. Twee lichtbakens zie ik daar: een rood en een wit, als de Brandaris in Bunkerstad, waarschijnlijk knipperend om het luchtverkeer te waarschuwen niet te laag te vliegen. Dichterbij knippert er niets, de buren zijn in diepe rust. Ook de specht die deze week in een halfdode boom ging hakken, en de Alexander papagaai die nootjes komt peuzelen, slapen. In de kamer knipperen wat lichtjes, van de printers, het modem, de PC.
Na een kwartier ga ik weer de mand in. Nachtwaker Joop sluit de oogjes en beseft dat het niet vanzelfsprekend is om straks weer wakker te worden.
Moedig voorwaarts!
