De mooiste taal is dubbelzinnig. Dat geldt niet voor de taal van wetboeken, regeerakkoorden, contracten en wetenschappelijke publicaties. Wel voor taal met veel betekenislagen.
Natuurlijk moet taal de dagelijkse omgang vergemakkelijken en ervoor zorgen dat iedereen de afspraken op dezelfde manier begrijpt. Maar… na gedane arbeid gaat de taaltuin open voor een zwerftocht in vrije tijd. De taaltuin is een speeltuin.
De tuin ligt in de marge van het ‘gewone’ gebeuren. De woorden in deze tuin leveren geen bijdrage aan de efficiëntie of de macht. Ze kunnen die zelfs ondermijnen. Taaltuiniers bieden vergeetwoorden eerherstel, ook al zet de tekstverwerker er een rood streepje onder. Nieuwe woorden ontstaan, rijp voor de volgende druk van de driedelige Van Dale.
Terwijl in de werkwereld het proza overheerst, bloeit in de taaltuin de poëzie op. Dat er geen goede definitie bestaat van wat poëzie nu eigenlijk is, ligt voor de hand. Dat zou toch maar falend proza zijn. Beleef het maar, laat je verrassen door de verwarring. Poets de paradoxen op, spreek wartaal!
Wat wel opvalt in de taaltuin, is dat sommige borders er enigszins verwaarloosd bijliggen. Eens bloeiden hier de duizend bloemen van beginnende levensbeschouwingen – religieuze, maar ook seculiere, inbegrepen de ideologieën voor een betere wereld. Men liet zich inspireren door nieuwe, kleurrijke betekenissen en een visionaire, poëtische verteltrant. De eerste enthousiastelingen vertrokken uit de taaltuin om de nieuwe boodschap in de grote wereld te verbreiden. Maar helaas werd de kernboodschap voor dat doel vertaald in organisatieproza.
De oerborder werd vergeten. Af en toe herkent een taalzwerver nog een paar van de duizend bloemen. Om diens mond plooit zich een glimlach om de hervonden poëzie. O ja, dat is waar ook, daar ging het uiteindelijk om! Of nee, niet uiteindelijk, oorspronkelijk.
Moraal: Proza komt sowieso wel tot zijn recht, maar koester de muurbloempjes van de poëzie!